Katrientje en
Katrien
HARMONICA-SPELEN
w
m
M~"
COLA, DE SLEDEHOND
I?
Ifë-
if"-*
i\
fe
lfc
l&
te*
Een kamerscherm
Zorgen we goed
voor onze PLANTEN
IS
14
f
II
!c:
III:
I#:
iê"
ISh^
If?
If*
rh
I#,
■-K.
l$H
i&.
fe<*.
ft
-
Sv A
.33
life-
|f-'
Om zelf te maken
miS
Wie van de vier honden krijgt het been
rvr'f.
"7
I -5^
I'S?
1-yiC
I/?
Id?
U
lr?
r<
I +-v-
■|-
IS*
111 -
I*
8 ^4,'""i-
pSn-
t™
IfKj.
■a
is.'f
p^-'
l|s
]$t
It!
Iv
14*j
if.-.-
li""
If^i
I#
w?
If®
14k
|Sg
Ifkti
EEN VROLIJKE GESCHIEDENIS.
Katrien en Katrientje waren twee jonge
poezen, een grys witte en een witgrijze. Hun
twee „vrouwtjes" hadden dezelfde namen
en stonden bekend als twee eerzame, nette
naaisters. Vanzelfsprekend waren ze het
meest geliefd bij de dames van het stadje,
want naaien, dat konden ze goed. Ik her
inner me nog heel goed. dat de twee naai
sters, Katrientje en Katrien, de twee poes
jes opnamen. Dat gebeurde zo. Kleermaker
Hampelman had een grote kat, die op een
goede dag 2 kleine poesjes kreeg. In het
begin vond de kleermaker dat wel aardig,
maar na korte tijd begon hij ze lastig te
vinden. Vooral dat eeuwige „miauw" begon
hem de keel uit te hangen. Hij besloot ze
dus te verdrinken. Dat vertelde hij aan juf
frouw Katrien, toen hij deze op straat trof.
Juffrouw Katrien had een medelijdend
hart. „Laat me die katten eens zien", zei ze
tegen Hampelman. Nu dat kon gebeuren.
Toen juffrouw Katrien even later Hampel-
man's huis verliet, droeg ze het grijswitte
poesje in haar armen. Ze verborg het
beestje in een klein kamertje, waar ze een
bedje voor hem maakte en een schoteitje
met melk neerzette. Merkwaardig genoeg,
was het poesje heel stil en maakte zich
klaar om te gaan slapen, wat juffrouw Ka
trien een pak van 't hart was. Wat zou haar
zuster Katrientje, die de baas in huis was,
wel zeggen, als ze zag dat het gezin groter
geworden was? Tot nu toe was ze nooit
een kattenvriendin geweest, dat wist Ka
trien maar al te goed.
m
Op dit ogenblik werd juifromv Katrien
uit haar gepeins gewekt, want er kwam een
klant, die de rekening betalen wou en een
nieuwe blouse moest passen. Terwijl juf
frouw Katrien zo bezig was, deed juffrouw
Katrientje boodschappen en kwam daarby'
kleermaker Hampelman tegen. „Och, juf
frouw Katrientje, zou U zich niet willen
ontfermen over een klein poesje? Als U het
niet neemt, moet ik het verdrinken!" Het
zou zo gezellig voor de beide dames zijn,
meende de kleermaker. En warempel! dat
vond Katrientje ook, toen ze het witgrijze
poesje gezien had. Voorzichtig droeg ze het
naar huis.-Zij voelde zich ook niet op haar
gemak; maar om een andere reden, dan
haar zuster. Zij, die vroeger zo'n katten-
haatster was, was bang, dat ze door haar
wispelturigheid, de achting van haar zuster
zou verliezen.
Vlug bracht juffrouw Katrientje het
poesje naar haar slaapkamer, die naast de
werkkamer lag, en maakte een bedje van
een doos met watten erin. Ze durfde het
zachte velletje van het poesje haast niet
aan te raken. Toen haalde ze een schoteltje
melk en daarna ging ze naar haar zuster,
die nog altijd met haar klant bezig was.
Toen die emdely'k verdwenen was, gingen
de beide zusters aan tafel. Die avond was
er een ongewone zwijgzaamheid tussen hen.
De gebakken aardappels smaakten niet zo
lekker als anders, omdat de beide dames
erover zaten te piekeren, hoe zij over de
aanwezigheid van een poes in huis, zouden
beginnen.
Juist wilde juffrouw Katrientje het
woord nemen, toen uit de slaapkamer het
klagelijk gemiauw van een jong poesje
klonk. Terwijl het gezicht van Katrientje
vuurrood werd, verbleekte het gezicht van
Katrien. Ze keken elkaar sprakeloos aan.
Katrientje vond het eerst haar spraak terug
en vroeg half geërgerd, half verlegen. „Zeg
'es, heb jij misschien een poesje van kleer
maker Hampelman opgenomen? Heb je dat
zicht, dat haar zuster niet van haar ver-
„En waarom zou dat niet gaan?" vroeg
Katrien, op een toon die haar zuster ook
nog nooit van haar géhoord had.
„Omdat ik ook een poesje meegebracht
heb, dus moet er direct eentje weg. We
kunnen hier toch niet opeens twee katten
in huis hebben, wat zouden onze klanten
wel zeggen?!"
„ik heb er niets op tegen, als jij jouw
poesje weer terugbrengt", verklaarde Ka
trien en keek haar zuster vechtlustig aan.
Zoiets had Katrientje nog nooit meege
maakt. Haar zuster durfde haar tegen te
spreken! Haar eetlust was weg. Boos
schoof ze haar bord weg en bromde;" Waar
om zou ik mijn kat weggeven, waarom jij
niet de jouwe?"
„Omdat jij altijd zo'n kattenhaatster was,
en altijd gezegd hebt, dat je zo'n beest niet
over de vloer wilde hebben. Daarom!"
„Sinds vandaag denk ik er anders over",
antwoordde Katrientje. „Wees dus verstan
dig en breng jouw kat naar Hampelman
terug!"
„Nee, dat doe ik zeker niet!" verklaarde
Katrien en trommelde by elk woord met
haar magere vingeia uy de tafel Toen zei
ze: „Dit keer zul jy je zin niet krijgen, zo
als anders, denk daarom! Mijn poesje blijft
hier, of ik ga met het poesje weg en ga
alleen wonen. Klanten krijg ik genoeg!"'
Nu stond Katrientjes mond van verba
zing open. „Ja, zeker, dat doe ik, en als
het nodig is, vanavond nog!" riep Katrien
uit en keek haar zuster met fonkelende
ogen aan.
Op dat ogenblik begonnen de beide poes
jes klagelijk te miauwen en de beide zus
ters stonden op om in hun slaapkamers te
verdwijnen. Maar even later verschenen ze
weer, ieder met haar poesje op de arm.
„Mijn poesje is toch zo'n mooi diertje dat
we er allebei plezier van kunnen hebben",
zei Katrientje en zette het witgrijze beestje
voorzichtig op de grond.
„Alsof het mijne minder mooi was en,
we daar minder plezier van zouden heb
ben". zei Katrien en zette haar poesje even
eens op de grond. Zoodra de twee beestjes
elkaar zagen, rolden ze naar elkaar toe en
begonnen zo leuk met elkaar te spelen, dat
het een lust was om te zien. Onwillekeurig
klaarden de gezichten van de beide zusters
op. Ze keken Ikaar weer wat vriendelijker
aan en Katrien zei op verzoenende toon:
„Het zou toch eigenlijk wreed zijn, om de
diertjes van elkaar te scheiden."
„Ja, en ze kunnen goed met elkaar op
schieten ook. Enen.... omdat we er
allebei niet van scheiden willen, denk ik
dat we ze maar zullen houden. Het valt
me niet makkelijk je dit te zeggen, dat be
grijp je zeker wel."
„Dat begryp ik heel goed, Katrientje,"
lachte Katrien, maar ik geloof dat je ook
nog op mijn voorstel, dat ik zal doen, zult
ingaan!"
„En wat is dat?"
„We noemen de poesjes bij onze eigen
naam en om dit heugelijk feit te vieren zet
ik een lekker kopje thee en kook voor on
ze poezen lekkere melk. Wat zeg je daar
van?"
Katrientje kon slechts knikken, zo ont
roerd was ze. Toen juffrouw Katrien even
later met de theepot binnenkwam, zat Ka
trientje met de beide poesjes op haar
schoot. Ze streelde de beestjes zo voorzich
tig en keek zo vriendelijk op hen neer, dat
Katrien haar eerst niet durfde storen en
haar een kopje thee aanbieden.
Maar toen zij dan eindelijk theedronken,
kregen de poesjes een schoteltje melk en
dronken samen uit één schoteltje.
Mies had een eigen kamertje gekregen.
Natuurlijk was ze vreselijk trots en blij.
Heerlyk om een hokje voor jezelf te heb
ben, waar je je eigen dingen by elkaar had.
Samen met moeder had ze haar kamer in
gericht. Ze had een divanbed, wat natuur
lijk een bof was, want nu zag je overdag
helemaal niet, dat het eigenlijk een bed
was. Moeder had er een oud divankleed
overheen gelegd en een paar vrolijke kus
sens gemaakt. Boven het divanbed hing
Mies' boekenplank, een verjaarscadeau van
tante en oom. Verder stond er nog een ta
fel, een paar stoelen en een kast in. Die
tafel gebruikte ze meteen als werktafel. Hij
stond voor het raam, met een leuke inkt-
jlap, schrijfgereedschap en altijd een vaasje
bloemen erop. Boven op de kast had ze ook
een paar pulletjes staan. En verder hingen
ei nog een paar leuke platen en schilde
rijen aan de muur. Ja ofschoon het kamer-
2i 1 Wi»
2y /ISVw.oJ
~ég>
tje klein was, zag het er piekfijn uit. De
enige, ontsiering was de vaste wastafel.
Een ontsiering was die wastafel op zichzelf
helemaal.niet. Integendeel. Maar m dit zit
kamertje paste het niet erg. Maar Mies had
een aardige broer, Herman. Die wist er wel
wat op. Hij ging een scherm maken. Veel
geld hoefde hij er niet voor uit te geven.
Hij nam eerst twee latten van 1.70 cm.
lengte voor het middenstuk. Toen maakte
hij twee latten van 1.45 cm. voor de zijkan
ten. Bovendien nog twee latten van 1.35
voor dë zijkanten. Verder 6 latten van 60
cm. voor de dwarslatten. Dat is alles. De
latten moesten minstens 4 of 5 cm. breed
zijn en 3 of 4 cm. dik. Op de afbeelding kun
je zien hoe Herman de latten maakte. Op
de plaats van de inkepingen, zette hij de
latten in elkaar, lijmde en schroefde ze
vast. -"Moeder kocht een goedkoop maar
leuk gebloemd stukje, dat Herman voor 't
scherm spijkerde. Op de plaats waar je de
spijkers zag, plakte .hij een heel dun latje.
Toen, lakte hij alles mooi zwart. De drie
verschillende delen werden met scharnie
ren aan elkaar bevestigd. Die scharnieren
drukte hij zo diep in 't hout, dat ze er niet
uitstaken. Herman was handig geweest en
had scharnieren gekocht, die naar beide
kante» omgeklapt konden worden. Zo hoef
de hij met direct te beslissen, naar welke
kant (naar binnen of naar buiten) hij de
delen zou laten draaien. Toen het klaar
was, zette Herman het scherm voor Mies'
wastafel. Mies was er dolblij mee. Nu zag
je niets van de wastafel en het scherm
stond nog wel zo leuk, vooral omdat moe
der de gebloemde stof, in de kl»ur van
haar divankleed gekozen had. Ze was Her
man erg dankbaar en gaf hem als beloning
een mooi boek, dat ze van haar opgespaar
de geld kocht.
iTkWy
"st&As
(WJI
De meeste van jullie zullen wel erg veel
van harmonicamuziek houden. Ik bedoel
niet de mondharmonica, wat natuurlijk ook
heel aardig kan zyn, maar een handharmo
nica. Deze laatste heb je in verschillende
uitvoeringen en grootten. Van eenvoudige
tot aan de meest ingewikkelde toe. Het is
dan ook een hele kunst om een grote har
monica te bespelen. Heb je wel eens zo'n
ding in je handen gehad? Nee? Nu anders
zou je wëten, dat 't een hele zwaarte is.
En dat is nog maar alleen het vasthouden.
Je kunt je wel voorstellen, dat het nog niet
zo makkelijk is, zo'n ding te bespelen. Maar
als je het eenmaal goed kunt, is het ook
heel leuk voor jezelf en vóór anderen.
Vooral in kampen komt een harmonica
goed van pas. Hij, die een harmonica heeft,
is altijd de ziel van een kamp of clubje. In
Frankrijk wordt heel veel op de harmonica
gespeeld. Er worden zelfs wedstrijden voor
kinderen gehouden. Hierboven zie je twee
mededingers aan een wedstrijd, die bij de
beroemde molen van Montmartre gehou
den "'erd. We hebben alle respect voor de
ze jonge spelers. Je ziet wel dat ze nu juist
niet het eenvoudigste model harmonica
hebben.
$4 i
•(UGE(SJE SjqOSI
pueu lappj.j) "sh;. .j t.ïïoiioAoq 'puoq 3d
'DNISSOTdO
Flip, Bruno, Kazan en Does roken een
Jjeen. Ze wisten waar het lag, maar om er
te komen moesten ze allerlei kronkelpaad
•Ses aflopen. Loop maar eens met hen mee,
'»n kijk wie het been krijgt.
Heel veel kinderen hebben hun eigen
planten. Sommige hebben zelfs een eigen
plantenhoekje van moeder in de kamer ge
kregen. Weet je dat het goed is om enige
groene planten in je kamer te hebben? Met
bloemen is dat anders. Sterkgeurende bloe
men zijn nooit goed. Overdag geeft het
niet, ofschoon er mensen zijn, die er zelfs
dan al hoofdpijn van krijgen. Maar in een
slaapkamer horen zeer zeker geen bloemen.
Je kunt ze er overdag wel inzetten, maar
zorg er voor dat ze 's nachts op de gang
komen.
Planten voor het raam staan erg leuk. De
gelukkigen onder ons zijn dan ook zij, die
een brede vensterbank voor hun ramen
hebben. "Want het is nu wel heel aardig om
planten midden in de kamer te hebben,
maar meestal hebben we* niet zoveel plaats.
Maar helaas! Hoe vaak gebeurt het niet
dat we een mooie plant krijgen, hem in de
vensterbank zetten en er verder niet meer
naar omkijken dan hoog nodig is! En het
resultaat? Dat we niet veel plezier van on
ze plant hebben. Dan krijgt de bloemist de
schuld. Maar als je eens aan jezelf vraagt:
„Heb ik wel alles gedaan voor die plant,
wat ik kon?'' Dan zul je in de meeste ge
vallen „neen" moeten zeggen. Dat wil je
natuurlijk niet zeggen, maar je zult het in
elk geval wel weten. Velen van ons zullen
misschien verontwaardigd zeggen: „Ik! Ik
zorg uitstekend voor mijn planten, elke
dag krijgen ze water!" En dat is meestal
wel waar. Maar geef je ze wel op de juiste
manier water? Of neem je elke dag een
grote gieter, gaat de rij planten langs en
sproeit net zolang tot de gieter leeg is? En
denk je dan: „Ziezo, ik heb mijn plicht ge
daan, als de planten dood gaan is het mijn
schuld alvast niet?" Zeg het maar eerlijk
Nu, je moet er rekening mee houden,
hoeveel en of een plant wel water moet heb
ben. Neem b.v. de cactus. Er zijn nog steeds
hopen cactusliefhebbers. Het is dan ook een
aardige plant. Maar hoeveel cactussen blij
ven in leven? Ze zyn te tellen. Een cactus
moet weinig water, heel veel zon en een
zandbodem hebben. Dit laatste is heel be-
langryk. Die vette tuinaarde kan de cactus
niet verdragen. En dan b.v. de kamerlinde
Omdat 't zo'n grote plaüt is, zyn er niet
zoveel mensen, die deze plant hebben. De
kamerlinde moet heel veel water hebben en
mag niet in de zon staan. De geranium mag
niet in de felle zon staan, dan verschroeien
zijn bladeren, verder moet er ook steeds
voor nieuwe aarde gezorgd worden. De
fuchsia, dat mooie plantje, moet weinig wa
ter en veel zon hebben. Denk er ook aan,
dat j'afeen plant met steeds omdraait. Je
weet dat planten naar het licht toe groeien.
Dus zijn ze meestal aan de ene kant voller
dan de andere. Als ze nu steeds omgedraaid
worden, buigen de stengels steeds weer
naar de andere kant, de lichtkant, en dat
vergt te veel van hun kracht.
Als je bij het verzorgen van je planten
eens even nadenkt welke plant je voor je
hebt, en hoe je die moet verzorgen, zul je
merken, dat je er veel langer en meer ple
zier van zult hebben, dan wanneer je je er
met een slordige begieting van af maakt.
WAAROM GLUDT EEN SLEE ZO
MAJKJSJELUK?
Bij een echte winter horen sleden. We
nemen het als vanzelfsprekend aan, dat een
volgeladen slee, op bevroren sneeuw, haast
als vanzelf glijdt, terwijl dat op een met
zand- of as bestrooide plek, heel wat moei
lijker gaat. De wrijving van een slede met
yzeren banden om z'n glijijzers, op bevro-
len sneeuw of ijs, is nog geringer dan de
wrijving van een vrachtwagen op een be
tonnen weg. Maar de wrijvingsweerstand
van de yzers van eer schaats op het ijs, is
veel minder dan die van een slee. Dia
wordt alleen overtroffen door de wrijvings
weerstand van een tram of trein op rads.
En iedereen, die kan skiën, weet wel, dat de
snelheid waarmee hij voortgaat ook af-
aangt van de manier, waarop hij zijn schoe
nen in de was zet.
ZOU JE WEL EENS IN EEN SNEEBWHUT
WILLEN WONEN?
We weten misschien wel, 'dat sneeuw een
„warm" dek vormt, en nu is het wel eens
aardig om te weten dat sneeuw en ook ys,
een warmtegeleidingsvermogen bezitten.
Een tamelijk dikke sneeuwlaag heeft het
zelfde warmtegeleidingsvermogen als een
bakstenen muur of een muur van eikenhout
Daar weten met alleen de Eskimo's, maar
ook verschillende nomadenstammen in Si
berië, goed gebruik van te maken. Zij bou
wen hutten van ysplaten, die van binnen
nog een heel behoorlijke temperatuur heb
ben.
Waar werd onze kleine Cola geboren?
Och kinderen, dat is niet zoo makkelijk
te zeggen. Daarvoor moet je eerst een gro
te atlas voor den dag halen. Dan moet je de
kaart van Alaska, opslaan, dat ligt hele
maal in het Noorden van Amerika, Daar
ligt een hoge berg, die zelfs een vulkaan is,
al is het daar boven ontzettend koud.
Frans Moland was een flinke ontdek
kingsreiziger, die zijn veilig vaderland ver
iaten had, om zich bij een Noordpoolexpe-
ditie aan te sluiten. Bedenk wel, dat zo'n
expeditie erg gevaarlijk is. Want in het
Noorden hebben ze geen treinen, zoals by
ons. En met een auto kom je ook niet ver.
Die onderzoekingstochten in het Noorden,
worden per slee gedaan. En wie trekken die
sleden? Dt honden!
Maar in het hoge Noorden leeft een spe
ciaal soort honden, de z.g. poolhonden. Ze
zijn niet zo groot, maar toch geweldig
sterk en ze zijn met weinig tevreden. Want
in die koude streken kunnen ze niet veel
voedsel krijgen. Maar je kunt ze al tevre
den stellen met gedroogde vis.
Alle deelnemers aan de expeditie waren
dol op de honden. Hing hun leven niet.van
het uithoudingsvermogen van de dieren af?
Maar het meest van allen hield Frans Mo
land van de beesten, want thuis in zijn
eigen land, had hij ook een trouwe her
der. Hij moest altijd aan zijn eigen hond
denken, als hij de beesten eten gaf. Zijn
grootste vriendin was een grijsachtige
hond, die Anja heette. En Anja was niet
minder dol op Frans Moland. En op
een goede dag, verraste Anja de mensen,
met 4 kleine mollige hondjes. Ze was moe
der geworden. De kleine beestjes drukten
zich tegen hun moeder aan, om een beetje
warmte te hebben. -
Maar wat nu? De expeditie zou over
enige,da§en verder gaan. Wat moesten zé
met-Anja-en haar 4 kinderen doen? De
moeder had nog* mee kunnen lopen, maar
de kleintjes zeker niet. Natuurlijk wist
Frans er weer wat op. -Handig maakte hij
van een stuk jute, twee zakken. Die ver
bond hij door een band met elkaar en zo
had hij twee prachtige „draagzakken".Net
als wij soms achter op de fiets hangen.
Toen legden ze de balletjes wol (dat le
ken de hondjes precies) twee aan twee,
goed in stro gewikkeld, in de zakken. De
kopjes staken er boven uit en met hun
ronde oogjes keken ze verbaasd de wereld
in. Anja, de moeder, stond netjes stil toen
Frans de zakken op haar rug hing. Ze wist
wel dat de dierenvriend het goed met haar
meende.
Toen zette de lange sledenstoet, getrok
ken door de blaffende poolhimden,. in be
weging. Maar Anja hoefde dit keer niet zelf
te lopen. Zij bofte, want ze zat naast Frans
op een slee en had daarbij haar jongen by
zich, wat kon ze meer wensen?
Nu zul je wel begrijpen, wie. Cola was.
Een van de vier jonge hondjes. En hy moet
wel de sterkste van de vier geweest zyn,
want hij was de enige, die de koude en ver
moeienis van de lange tocht, overleefde.
Zijn drie zusjes stierven, ofschoon Frans en
de anderen alles gedaan hadden om hen m
leven te .houden. Dus bleef Cola alleen
over. Frans had hem naar zijn eigen her
der genoemd. Hij scheen van de kou geen
last te hebben, want-hij groeide als kool.
Een hele tijd voordat de expeditie ten ein
de was, liepen Cola en zijn moeder al voor
de sleden. Cola was nooit moe De beste
sledehond, die je maar wensen kon. En des
avonds,' als de tenten voor de nacht opge
zet werden, viel Cola als een wiid beest op
zijn voedsel aan.
Op een goede dag had Cola de gelegen-,
heid om zijn braven meester een grote,
dienst te bewijzen. Frans stond aan de
oever van een meer, een tas met waarde
volle instrumenten in zijn hand, en keek
door zijn verrekijker. Plotseling viel de tad
uit zijn hand en gleed in het meer. Toen
had je Cola eens moeten zien! Binnen en
kele seconden» was hij m 't ijskoude water
gesprongen, dook naa- de tas en kwam met
de tas weer boven water. t
Frans hielp hem naar de kant te komen,
de tas uit zyn bek, klopte hem £°edkeu-
rend op zijn rug en zei: „Dat was kranig
van je, Cola, daarvoor krijg je vanavond
een extra-portie vis!"
Ai