Het gouden hart
A
De bouwwerken van
de Indianen
HULDE AAN DB
WATERSPORT
Een grappige dierenuitstalling
DE UITVINDING VAN
DE BRIEFKAART
rt> r tït
Een sprookje door Gerrie Koenraads.
Heb je wel eens van het gouden hart ge
hoord? Er zijn mensen die een gouden
hart hebben. Je kunt het aan hun gezich
ten zien, als je goed oplet. Ze lachen zo
vriendelijk en zonnig en hun ogen glanzen
zo helder en zuiver als het water van een
bergstroompje.
In het land „Altijdgroen' woonde eens
een prinsesje dat „Guldenrijk" heette en
dat een gouden hart had. Ze gaf veel geld
aan de armen en alle mensen die honger
hadden kregen brood en melk van haar.
Een overal waar ze kwam werd het
licht an helder. Alle mensen lachten te
gen haar, en als ze weg was, bleven hun
gezichten nog een hele tijd zonnig. Ieder
een hield van haar. Ja, zelfs de dieren ble
ven stil zitten, als zij hen aaide.
Niet ver van Altijdgroen woonde een
ridder die een hart had, dat zo zwart was
als de nacht; er was geen licht vlekje te-
bekennen. AJs ridder Kuno zich. vertoon
de, kropen de mensen overal heen, om
maar een goede schuilplaats te vinden,
waar ze voor den booswicht veilig waren.
Ridder Kuno verbrandde al het vee van
5e boeren en stak hun boerderijen in
brand. Hij lachte over hun verdriet en als
iemand hem niet gehoorzaamde, stopte hij
hem in de gevangenis.
Op zékere dag trok ridder Kuno weer
rovend en plunderend door het land en
bereikte het slot, waar Guldenrijk woon
de. Guldenrijk stond in een kamer van het
slot haar duiven te voeren. De duiven
kwamen haar elke dag opzoeken en wa
ren zo tam, dat ze zonder schroom of vrees
in de kamer kwamen.
Ridder Kuno zag het prinsesje en was zo
verrukt over haar schoonheid en vriende
lijk gezichtje, dat hij een diepe buiging
maakte en haar vrooeg of ze zijn vrouw
WÜde worden. Maar Guldenrijk schudde
treurig haar hoofd. Ze vond den ridder
wel een mooien man om te zien, maar ze
Èig ook dat hij een zwart hart had en ze
Ude geen man, die een lelijk karakter
fiad.
Toen werd de ridder 20 woedend, dat hü
zijn mannen verzamelde om Guldenrijk
geweld te halen. Helemaal onver-
ats viel hij het land aan en overwon
burgers na korte strijd. Guldenrijk en
vader werden gevangen genomen
triomf naar het slot van den ridder
gebracht. Kuno gooide den vader in een
kerker en Guldenrijk stopte hij in de hon-
gertoren.
Ridder Kuno ging boos onder een eik
zitten en dacht er- over na, hoe hij het
hart van de prinses kon winnen. De bla
deren wiegden zachtjes heen en weer. De
vogeltjes zongen. En voordat Kuno het
wist, viel hij in slaap. Hij droomde een
vreemde droom. Hij hoorde Guldenrijk
zachtjes zijn naam roepen. Ze knielde voor
haar duifjes en riep treurig; „Och, als rid
der Kuno maar geen zwart hart had! Had
hij maar een gouden hart!" Toen werd hij
wakker. Maar hoe schrok hij, toen hij om
de hongertoren, inplaats van raven, wer
kelijk witte duiven zag vliegen!
Ridder Kuno wist helemaal niet wat het
gouden hart in zijn droom betekende, dus
ging hij naar zijn krijgsmakkers om hen
om raad te vragen. Zijn vrienden zaten om
een groot vat bier en begonnen hard te
lachen, toen Kuno zijn nood bij hen klaag
de. Kuno zag wel dat hij hier niet verder
kwam en ging het dorp in om de boeren
om raad te vragen.
Maar toen hij bij den eersten boer kwam,
rende deze zijn huis binnen en schoof de
zware grendel voor de deur, zodat de rid
der er niet in kon. Verder liep Kuno. Maar
toen een boerenknecht hem zag, sprong
deze van zij'n paard en wagen en rende
weg. Toen liet de ridder beschaamd zijn
hoofd hangen, want hij merkte dat geen
fatsoenlijk mens met hem om wilde gaan.
In zijn wanhoop besloot hij naar oude
Geertje te gaan. Oude Geertje woonde aan
de rand van het bos en de mensen zeiden,
dat ze wijzer was dan wie ook. Oude Geer-
,bp haar rug. Het was veel te zwaar voor
haar; ze steunde en de tranen hepen over
haar gezicht. De ridder wilde haar juist
voorbij lopen, toen hij plotseling een stem
hoorde: „Droog de tranen van treurende
mensen."
Hij luisterde. Toen deed 3iij iets, wat hij
nog nooit gedaan had. Hij liep op het oude
vrouwtje toe, nam het pak en de bossen
hout die de vrouw droeg, van haar rug en
droeg het naar huis. „Dank u wel" zei het
moedertje en lachte hem dankbaar toe.
De ridder voelde zich gelukkiger dan hij
ooit. En hij sliep die nacht zo goed als hij
nog nooit gedaan had. En gedurende die
nacht werd zijp zwart hart een heel stuk
blanker.
De volgende dag werd hij vroeg wakker
en de dag scheen hem mooier dan ooit te
voren. „Dat komt door die goede daad van
gisteren," zei hij tot zichzelf en dacht er
over, wat hij nog meer voor goede daden
on doen.
tje keek hem een hele tijd zwijgend aan,
toen Kuno haar alles vertelde.
„Bi, ei," zei ze met haar krakende stem,
„komt ons heertje eindelijk tot bezinning?"
Langzaam schuifelde ze naar de tafel, deed
een dik boek open, goot water in een
glas, gooide daar een poeder in en keek
lang naar de op en neergaande beelden,
die ze in het water zag. Toen nam ze een
staafje, raakte daarmee den ridder aan
en zei:
Iedere dag een goede raad
Iedere dag een goede daad
Droog de tranen van treurende mensen
Vervul de hongerigen hun wensen
Help de zieken
Verwarm de verkleumden
Als je dat doet, krijg je als dank
Een hart van boven tot onderen blank.
Denk dnr aan, ridder Kuno!" zei ze,
„en veel succes!" Tooen wees ze hem de
deur.
Ridder Kuno krijgt een
gouden hart.
Daar stond de ridder, dien nog nooit
iets goeds in zijn leven gedaan had, en die
niet wist wat de woorden van oude Geer
tje te betékenen hadden. Maar toen hij
langzaam wegliep, kwam hij een oud
vrouwtje tegen. Ze droeg een zwaar pak
Des zomers is de watersport
De vriend van alle mensen
Hij vervult voor iedereen
De meest verwende wensen
Met kano, roeiboot of een zeil
Gaan we op 't water
En wie het nog niet heeft gedaan
Die denkt: Maar
Op 't zelfde ogenblik hoorde hij een
woest geschreeuw. Toen hij uit het raam
keek, zag hij dat en bedelaar door zijn
knechten gesard werd en dat ze de hon
den op hem los lieten, Kuno haastte zich
naar beneden, joeg de verbaasde knech
ten weg en gaf b'evel dat de bedelaar in
de keuken een stevig maal zou krijgen.
Verder moest hy een. rugzak vol eten mee
krijgen, zodat hij de eerstvolgende tijd
geen honger zou lijden. Ook liet hij al zijn
onschuldige gevangenen vrij en den ouden
koning en zijn dochter Guldenrijk stuur
de hy in een gouden koets naar huis. De
hongertoren liet fay neerhalen en inplaats
daarvan liet hij een grote duiventil maken.
Het hart van ridder Kuno werd steeds
blanker. En toen er drie maanden om wa
ren, kon je aan 't gezicht van den ridder
zien, dat hij een gouden hart had. Nu vond
Kuno dat zijn. tijd gekomen was. Hij trok
zijn mooiste fluweelen pak aan en zette
een baret op zijn hoofd. Toen reed hij in
zijn mooiste koets naar het slot van Gul
denrijk.
Toen Guldenrijk ,zag, hoe de ridder ver
anderd was, was ze erg blij. Ze zei dat 2e
nu graag zijn vrouw wilde worden en kor
te tijd daarna werd er een prachtige b, 111-
loft gehouden.
De wijze woorden van oude Geertje liet
Kuno op de muur, van zijn slot zetten,
waar je ze nu nog kunt lezen. En als je
naar die woorden handelt, zul je ook al
tijd een gouden hart hebben.
Dit jaar viert dé briefkaart het 70-jarig
jubileum van zijn bestaan. Het gemak .van
de briefkaart hebben we te danken aan
Heinrich von Stephan, een Duitseher.
In 19G5 werd er te Karlsruhe een post-
conferentie gehouden. Op deze conferentie
zei von Stephan, dat een brief voor enkele
medelingen, die haast hadden, niet gemak
kelijk en kort genoeg was. Een brief moest
je vouwen, in de enveloppe stoppen, dicht
plakken en er een postzegel oppikken.
Op een brief moest je voor de beleefd
heid meer woorden gebruiken, dan nodig
waren. Dit was in sommige gevallen nade
lig voor den afzender en voor den ontvan
ger. Daar moest verandering in komen en
daarom stelde von Stephan de invoering
van de briefkaart voor, die hij „brief-
blaadje" noemde.
Zo'n briefkaart zou iets groter dan een
enveloppe van een brief moeten zijn en
uit stijf papier bestaan. Op de voorkant
moest een postzegel worden gedrukt en
ruimte zijn om de-naam van den geadres
seerde, woonplaats enz. op te schrijven.
Aan de achterkant zou men mededelingen
van iedere aard kunnen doen. De prijs van
de postzegel zou heel laag moeten zijn. De
kaart zelf zou niets kosten.
Het voorstel van von Stephan vond wel
veel belangstelling, maar werd niet aan
genomen. Pas in 1869 was de regering be
reid, op aandringen van Hermann, de brief
kaart in te voeren. 1 October 1869 ver
scheen de briefkaart. De kaarten waren pre
cies zo uitgevoerd als von Stephan ze ont
worpen had. Op de voorkant stond: „cor-
respondentiekaart" en de keizerlijke ade
laar, op de achterkant stond: „ruimte voor
schiftelijke mededelingen". Voorts werd
er een postzegel op gedrukt.
De invoering van de briefkaart baarde in
de hele wereld veel opzien. Deze briefkaar
ten werden gebruikt door de Oostenrijks-
Hongaarse monarchie. In 1870 werden ze
in Zuid-Duitsehland ingevoerd. Ze waren
bestemd voor het verkeer met Oostenrijk-
Hongarije en Luxemburg.
De uitgave van briefkaarten in Noord-
Duitschland had te Berlijn 2S Juni 1870
plaats. Op dien dag werden 45468 briefkaar
ten verkocht. Tegenwoordig vervoert de
post in Duitschland dagelijks millioenen
briefkaarten.
Tegelijk met Noord-Duitschland voerden
ook Beieren, Wurttemberg, er> Baden de
briefkaart in. In de oorlog werden er veld
postbriefkaarten ingevoerd.
Van de geschiedenis van de volkeren van
het Westelijk halfrond weten we veel
minder, dan van die van de Aziatische vol
keren, ofschoon die veel ouder is. Hun
staakundige. en cultuurgeschiedenis werd
met geweld vernietigd, zoodat hij bly ven-
de invloed op het nageslacht heeft gehad.
Toch kunnen we nog een paar overblijf
selen van hun beschaving aanwijzen, o.a.
de bouwwerken van de oerbewoners van
Midden-Amerika.
Deze mensen hadden een uitgebreide
mythologie. Hun goden genoten grote ver
ering. Dit bleek uit de pompeuze begrafe
nissen. Het gebruik van beeldschrift op
gebouwen deed de schilderkunst ontstaan,
die zo z'n eerste opdracht vond.
De machtigste stam, die in het land Ana-
huac (nu Mexico) leefde, de Olmeken,
leefde in Tlascala. Hun grafheuvels wa
ren meestal van aarde gemaakt; slechts
een paar waren met stenen bekleed. Hun
belangrijkste tempel (Teocalli) stond op de
pyramide van Cholula, die aan de voet 453
meter in 't vierkant en 55,7 meter hoog en
van tegels zonder kalk opgebouwd was. De
ruimten dezer pyramide en in de grafheu
vels zijn door een laag stenen bedekt. Bo
vendien zijn er geweldige muren, waar
schijnlijk overblijfselen van vestingen,
tanken en waterleidingen gevonden. De
waterleidingen bestaan uit open kanalen,
die door dijken over de dalen gevoerd wor
den.
zuiltjes rustend dakje, zoals de grote tem
pel van Palenque die op een onderbouw
van 253 meter en op een hoogte van 19 me
ter staat.
De beeldhouwwerken herinneren aan
de oude Egyptise kunst. Meestal zijn ze in
gips uitgevoerd.
Teocalli van Cholula.
Het gebruik van kalk kenden ze blyk-
baar met.
596 jaar n. Chr. vielen de Tolteten Mexi
co binnen en namen Anahuac in bezit. Ze
onderwierpen de Olmeken en stichtten
eerst de hoofdstad Tula. Later vonden ze in
de ruines de hoofdstad Palenque terug.
Die bouwden zé toen weer prachtig op en
maakten hem weer tot hoofdstad.
Van hun bouwwerken zijn tal van over
blijfselen gevonden, waaruit de ontwikke
ling van hun kunst duidelijk te zien is. In
het begin werkten ze nog met steen en
hout. De pyramiden waren van steen en
om de grote treden lag een reeks van ver
trekken, waartussen verbindingstreden
naar boven leidden. De daken van deze
vertrekken en het dak van de tempel, die
op de top lag, waxen van hout en met aar
de bedekt. Ook de voorste muren beston
den gedeeltelijk uit hout. Later werden die
van steen gemaakt. De tempel Las Llajas
bij Palenque is omstreeks deze tijd, dat is
1050 gebouwd.
Het derde tijdperk wordt gekenmerkt
door de algehele invoering van het gebruik
van steen. De ramen hadden blijkbaar geen
luiken, maar deuren kenden ze wel. Hout
en tegels werden niet gebruikt. Jok wer
den er geen gewelven gemaakt. Openingen
en binncnverstrekken werden door een
hoop stenen gesloten. Vaak zijn deze da
ken van boven open en hebben ze een op
Teocallj Las Llajas.
De huizen van de rijke, mensen hadden
meestal twee étages en waren van steen,
en kalk gebouwd. Ze hadden meestal een
plat dak, maar cétc wel torentjes met
schietgaten er in. De huizen van de arme
mensen waren van rutve tegels of van
steen gemaakt. Behalve een huiskamer en
een graanzolder, hadden ze toch nog een.
badkamer en een slaapkamer.
Aan het einde van de 12de eeuw ver
schenen .de .Azteken in Anahuac, onder
wierpen de, toch al door pest en hongers
nood in aantal verminderde Tolteken en
heerschten tot 1519 in Mexico. Toen kwa-
merf-'de Europeanen.
De godsdienst en-de kunst van de Azte
ken was zooiets als die van de Tolteken.
Ze tekenden op papier dat ze van de aga
ve maakten.
De tempels liggen op kunstmatig aan
gelegde heuvels die soms kegelvormig zijn.
Op de top stonden vaak beelden van go
den. Ook stonden zulke beelden vaak naast
het altaar voor het heilige vuur van de
tempel. De muren waren rood beschilderd,
en met uit steen gesneden versieringen
bedekt.
Het rijkst zijn de Aztekische bouwwer
ken van de latere tijd versierd. Aan
mooie bloemenranden, uitgesneden figu
ren en beschilderingen kun je zien, dat
Deel van het Paleis Zagi.
deze volkeren al ver met de bouwkunst
waren. Toen Corlez en zijn Spanjaarden
in de hoofdstad van de Azteken kwamen,
telden ze 360 torens die boven de huizen
van Mexico uitstaken én 3000 tempels.
Alle huizen waren door galerijen op de
eerste verdieping met - elkaar verbonden.
Dit maakte het voor de Spanjarden veel
moeilijker om de stad te veroveren, omdat
de Azteken zich vanaf deze galerijen ver
dedigden.
LACHEN IS GEZOND.
„Wel, mijn zoon", zei een Indiaans op-
oerhoófd tegen een krijgsman, „heb je
fiirk gevochten om de overwinning te
behalen?"
„O", luidde het antwoord, „ik ging moe
dig op een tegenstander los en hakte hem
z'n voeten, af!"
„Z'n voeten? Waarom niet Z'n hoofd?'
vroeg het opperhoofd verbaasd.
„Ja, ziet u", dat was er al af", zei de
.dappere.
Jullie hebt zeker al flink om deze bees
ten gelachen. Leuk zijn ze hé? Die kun je
nu heel gemakkelijk zflf maken. En met
een klein beetje fantasie kun je er nog
een hoop batesten bp verzinnen.
Voor het eerste beest neem je een oude
blikken trechter, dig je rood verft en
waarop je twee oggn plakt of tekent. Dit
is de kop. Zijn lijf wordt gevormd door
een bezem en de bezemsteel is zijn staart.
Twee paar oude handschoenen stellen de
klauwen van de egel voor.
Voor het twede beest frommel en draai
je pakpapier in elkaar. Dit is het lijf. Voor
de kop neem je een oude schoen, waaiop
je ogen en een tong plakt. In de staart ste
ken we een paar scherven van een bloem
pot, zodat het beest ratelt.
De Indische vogel maak je van een ouae
plumeau. Een gummibal vastgemaakt aan
een ijzerdraad is zijn kop. Een aangeplaKt.»
bek, ogen en een krijgshaftige veer vol
tooien het geheel.
Proheer het maar eens. Je zult nog erg
om je dieren moeten lachen.