OP STAP GEVAARLIJKE ZOMERVRUCHTEN Betaald gezet Voor wie zij® kaar bljOgmen Het is zomer en iedereen doet zich te goed aan pruimen, kersen, bessen en andere vruchten. De kersentijd is nu voorbij, maar jullie weet zeker nog goed hoe je van die vrucht gesmuld hebt. Niets is 'heerlijker dan met een mandje kersen aan je arm door de straten te lopen en er telkens een in je mond te stoppen. En natuurlijk denk je ik ben niet thuis, dus ik spuw de pitten met een grote boog over de straat. Voor hopen jongens en meisjes wordt dit zelfs een soort sport. Zolang die sport bedreven wordt in een bos of op buitenwegen kan het geen kwaad. Maar in de stad is dat anders. Iedere kersepit (en andere pit) die achteloos op straat gegooid wordt, is een gevaar voor de mensen. Heel wat ongelukken zouden worden voorkomen als de mensen niet altijd res ten van fruit op straat zouden gooien. Over kersepitten en andere pitten, over banaan- en andere schillen glijden mensen uit en i vallen. Soms komen ze met de schrik vrij, I maar vooral oudere mensen kunnen een le lijke val doen. Daarom moet je er een ge'.voo'-'.a van maken om resten van vruchten in een stuk je papier te doen en in een van de vele papiermanden die in de stad staan, te gooien. Een kleine moeite die het leven en de gezondheid van andere mensen spaart. Cora beefde van angst. Wat vertelde haar broertje daar allemaal een verschrik kelijke dingen. Ze had er nooit aan gedacht Öat de duivel haar brood zou zien en op zou rapen. Wacht, ze zou de boterham gauw wegnemen, dan kon de duivel er niet meer aankomen. Meteen keerde ze om en holde terug naar het bosje. Charly volgde haar. Maar •hoe ze ook zochten, de boterham was ver dwenen. Zou de duivel hem al opgeraapt hebben? O, wat vreselijk! Maar toen ze b middags toch met Bob en Charly mocht spelen, vergat Cora haar angst en ver driet. Pas toen ze 's avonds in haar bedje lag, werd ze er weer aan herinnerd. Had ze het brood maar niet weggegooi! Als de duivel maar niet boos was! Wat! Stond daar niet iemand voor haar bed? Ja wa rempel daar stond de duivel al! Hij leek ttitögs&fMu. u mij uw adres geeft, zal ik u het geld stu ren". „Sturen! Ik ken u niet eens en ik wil die dertig gulden, die de broek me gekost heeft, nu hebben!" De geleerde haalde het geld uit zijn zak en reikte het den bankier. „Alstublieft", zei hij, „maar nu ik u het geld betaald heb, zult u mijn broek hoop ik niet langer aan houden. Ik heb hem betaald, dus hij is van mij. U% heeft geen vertrouwen; in mij, wel, ik niet in u. Dus, uw broek alstu blieft!" De bankier stribbelde tegen, maar de andere mensen kozen partij voor den ge leerde en de bankier moest z'n broek aan hem geven. Toen sloop hij naar een apart kamertje en stuurde iemand naar zijn huis om een andere broek te halen. In de leeszaal 'van een' bibliotheek zaten een geleerde en een bankier aan een tafel te lezen. De geleerde was zo in zijn lectuur verdiept, dat hij niet merkte dat hij met z'n ene hand de boeken en kranten die op tafel lagen steeds verder van zich afschoof. Dat zou niet zo erg geweest zijn, als er geen inktpot gestaan had. Wat niet uit kon blijven, 'gebeurde: plotseling viel de inkt pot van de tafel en de inkt viel op de mooie grijze broek van den bankier. Die was woedend. De geleerde verontschul digde zich. maar zonder resultaat. De ban kier was niet tot bedaren te brengen. „Maar meneer", zei de geleerde, „houdt u toch kalm." Ik zal die broek betalen. Als hem het huis uit deen. Dat was niet naar de zin van hun kinderen maar het moest er toch van komen. Het werd herfst en Bé en Hans besloten een goed winterplekje voor hun egei uit te zoeken, voordat het te koud zou worden. Boefje werd in een tas gestopt en op'een mooie herfstdag trok de familie er op uit, het -bos in. Na lang zoeken hadden ze een goed plekje gevonden. Een mooi dennen bosje met mosachtige bodem en varens, waar kikvorsen, slakken, spinnen en wor men rondkropen, was een paradijs voor Boefje. Vader, moeder, Bé en Hans lieten het beestje uit de zak kruipen en het bos inwandelen. Even snuffelde Boefje ver wonderd, toen scheen hij te merken dat hij door het heerlijk Octoberzonnetje be- w^el iets op den .vactu-r, voor wien ze Sltifd zo bang was als ze in het park op üret gras had gelopen of als ze op een ver- Êoden plek bloemen had geplukt. Maar in- Öaats van een hoed, had hij nu twee ho- 5ens op zijn hóófd en stapte hij rond op folokk-epoten. Verder had hij een staart die ffi} over zijn arm had gelegd en waarmee tSj vergenoegd kwispelde. „Jij hebt me een groot plezier gedaan door je boterham weg te gooien," grijnsde de duivel, „ga maar meteen mee." Op 't ^Slfde ogenblik pakte hij Cora ruw beet en vloog met h?ar het raam uit. Over de hui den van de stad vlogen ze, toen over het park en de bossen tot ze op een berg, Co da dacht tenminste dat het een berg was, stilhielden. ,;Goed zo, goed zo", zei ineens een kra kende stem. Cora keek op en wat ze toen éag, maakte haar nog banger. Daar stond (fieri, soort heks, nog veel lelijker dan die Van Hans en Grietje uit het sprookjesboek. Het was de grootmoeder van den duivel die haar kleinzoon goedkeurend op de schouder klopte. papier en lapjes. Een fijner bedje kon je niet bedenken. Een paar dagen lang woon de Boefje daar rustig en tevreden, maar toen vond hij zeker dat hij lang genoeg zoet was geweest en deed iets heel doms. Hij wandelde de hele kelder door en stoot te daarbij tegen een fles bier die daar stond De fles viel om, brak en het bier stroomde over de vloer. Natuurlijk kon Boefje de verl iding niet werstaan om een paar slok jes te proeven en de smaak beviel hem blijk baar zo goed dat hij zowat de hele fles op dronk. Op zekere dagJkwam de vader van Bé en Hans thuis met een jong egeltje. Waar schijnlijk was hij zijn ouders kwijt geraakt. Nu, de kinderen ontvingen het kleine, grap pige diertje hartelijk genoeg. Eerst kroop het beestje angstig heen en weer. Als het zich oprolde was het een balletje zo groot als een vuist. Boefje, zo doopten de kinde ren hem, kreeg óp het balcon een kistje De volgende morgen vertelde ze moeder dat ze de duivel had gesproken. „Kind, hoe kom je daar bij?" vroeg moe der verbaasd. „Er bestaat geen duivel, je hebt natuurlijk gedroomd!" Dat geloofde Cora niet, maar in elk ge val heeft ze nooit meer brood weggegooid. dat met stro gevuld werd. Daar kroop hij tevreden in,- nadat hij een schoteltje melk en een paar stukjes brood naar binnen ge werkt had. Het duurde niet lang of Boefje voelde zich al helemaal thuis in zijn nieuwe omgeving. De hele dag lag hij in het stro; pas tegen de avond kwam hij van onder het stro te voorschijn en begon hij heen en weer te lopen, et z'n snuit vooruit ge stoken en glanzende oogjes ging hij op zoek naar voedsel. Tevergeefs zocht hij nooit, want de kinderen brachten hem al les wat zijn egelmaag verdragen kon: peren appels, rauw vlees, slakken en regenwor men. Verder kreeg hij iedere dag melk. Door de goede zorgen van zijn „pleeg ouders" groeide Boefje prachtig; hij werd dik en rond en steeds tieriger. Een paar weken later werd Boefje in de kelder gebracht waar hij veel meer plaats had en een vrolijk leventje leidde. Daarna moch hij in de tuin, waar hij van de vrij heid genieten kon. De eerste paar dagen en nachten kwam Boefje geen melk en ander voedsel halen, want toen was hij verdwenen. Hans en Bé waren daar erg verdrietig over, maar op zekere avond hoorden ze getrippel in de kelder en toen ze gingen kijken vonden ze Boefje, die hongerig heen en weer liep. Hij had het al die tijd zonder voedsel moeten stellen. Nu smaakte de melk hem dubbel lekker! Nog eens zetten de kinderen het egeltje in de tuin, maar weer rolde Boefje door het kelderraam de kelder binnen. Het scheen hem daar best te bevallen. Toen be sloot Hans eén kistje voor Këm te maken Het kistje werd netjes opgevuld met stro, schenen werd en de vrijheid tegemoet ging. Een ogenblik draaide hij zich nog naar z'n verzorgers om en toen verdween hij in eens in de varens. Voordat ze het wisten was Boefje weg. Een beetje bedroefd over de scheiding gingen ze naar huis. Later gingen ze nog dikwijls naar het va renbosje, maar ze hebben Boefje nooit te rug" gezien. TINY. Daarbij stapte hij nog onvoorzichtig ge noeg, door en over de scherven van de fles, waardoor zijn snuitje gewond werd. Dagenlang bleef Boefje ziek? Niet door zijn snuitje, maar hij was ziek van al het bier dat hij gedronken had. Stil en suf lag hij in zijn bedje, maar Bé en Hans verzorg den hem zo goed dat hij na enige tijd weer helemaal de oude Boefje was. Intussen was hij groot en dik geworden en omdat hijde kelder nogal vuil maakte en lastig werd, wilden vader en moeder

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 8