Wat Cora droomde 1811 BOEFfE, DE EGEL Om na te tekenen en te kleuren OP STAP GEVAARLIJKE ZOMERVRUCHTEN Betaald gezet Voor wm zij®. k&ap blogmen 4 If t""V Dra en haar broertje hadden, een grote Ideling gemaakt. Moeder had hen een pdje met brood, chocolade en een hele heerlijkheden meegegeven, die als |uw voor de zon waren verdwenen. Al- Cora had een beetje getreuzeld met lopeten van haar boterhammen. Ze was jeiijk allesbehalve dol op brood en at er taartjes en andere lekkere dingen. Peg, waar heb jij die boterham gelaten, Ije niet meer lustte?" vroeg Charly op terugweg. Charly was een stevige jon- ]van negen jaar die wel een paar dik- poteThafmnen verorberen kon. 'pie boterham? O, die heb ik wegge- 1", zei Cora en wees op een bosje, waar Ings gekomen waren. Weggegooid? Maar Cora, dat mag je niet!" zei Charly verwijtend. „Voor mag je vanmiddag niet met Bob en neespelen!" |ch," zei Cora, „laat me alsjeblieft mee In. Achter dat bosje kan niemand mijn rham zien, zelfs de boswachter niet." laar de duivel wel!" zei Charly bars. Éduivel ziet alles. En weet je niet dat |uivel alle weggegooide boterhammen apt? En als jij net zo veel brood hebt gegooid als je weegt, komt de duivel llen en "ooit 'ui je in de hel!" door Gerrie Koenraads. „Kom. maar mee, kindje", zei ze tegen Cora. „Eet dit nu maar eens helemaal op' en ze wees op een grote ketel, waaruit een geelachtige damp omhoog steeg. „Ja, ja", lachte de grootmoeder, „van al het brood dat jij weggegooid hebt, heb ik een heer lijk sopje gekookt. Jij zult het misschien niet heerlijk vinden, want ik heb er een hoop pek en zwavel in gedaan. Maar het is je eigen schuld als je het niet lust, dan had je boterhammen op aarde maar op moeten eten. Vooruit, eet nu maar!" ira beefde van angst. Wat vertelde j broertje daar allemaal een verschrik re dingen. Ze had er nooit aan gedacht ge duivel haar brood zou zien en op papen. Wacht, ze zou de boterham wegnemen, dan kon de duivel er niet j aankomen, deen keerde ze om en holde terug |het bosje. Charly volgde haar. Maar ook zochten, de boterham was ver- Zou de duivel hem al opgeraapt i i? O, wat vreselijk! Maar toen ze Ödags toch met Bob en Charly mocht vergat Cora haar angst en ver toen ze 's avonds in haar bedje lag, ze er weer aan herinnerd. Had ze |rood maar niet weggegooi! Als de maar niet boos was! Wat! Stond liet iemand voor haar bed? Ja wa ll daar stoid de duivel al! Hij leek Vol afgrijzen stond Cora naar de ketel te kijken. „Hoe moet ik dat opeten?" vroeg ze zachtjes. „Met je handen natuurlijk, of ben je daar soms te netjes voor? Ja, ik geef toe dat het een beetje heet zal zijn, maar daar moet je aan wennen. En lek kerder is het brood er ook niet op gewor den, nu het zo'n tijd op de grond gelegen heeft. Alles je eigen schuld. Zou je nu niet eens beginnen?!! Over een b«lf uur kom ik terug en dan moet de ketel leeg zijn!" Na deze toespraak verdween de grootmoeder en nam haar kleinzoon met zich mee. Heel voorzichtig liep Cora naar de ketel toe. Maar voordat ze haar hand uit kon strekken schroeide haar nachtjaponnetje al. Nee, ze durfde heus niet verder. O, had ze maar nooit haar boterham weggegooid. Even later kwam de duivel weer terug. Hij ging voor het vuur liggen en deed de deur van de oven open en dicht, zodat de vlammen er steeds uit sprongen. „Stook dat vuur toch niet zo hoog op!" jammerde Cora. „Ik kan niet anders", klaagde de duivel. „Toen ik op de aarde was heb ik altijd heel hard met de deuren geslagen, terwijl ik heel goed wist dat ik het zachtjes moest doen. Nu moet ik voor straf steeds de deur van de oven dicht doen. Elke keer krijg ik die gloed in mijn gezicht, zodat m'n ha ren al haast allemaal verbrand zijn". Voor dat Coia nog iets kon zeggen, stond de heks al voor haar. Het is zomer en iedereen doet zich te goed aan pruimen, kersen, bessen en andere vruchten. De kersentijd is nu voorbij, maar jullie weet zeker nog goed hoe je van die vrucht gesmuld hebt. Niets is heerlijker dan met een mandje kersen aan je arm door de straten te lopen en er telkens een in je mond te stoppen. En natuurlijk denk je ik ben niet thuis, dus ik spuw de pitten met een grote boog over de straat. Voor hopen jongens en meisjes wordt dit zelfs een soort sport. Zolang die sport bedreven wordt in een bos of op buitenwegen kan het geen kwaad. Maar in de stad is dat anders. Iedere kersepit (en andere pit) die achteloos op straat gegooid wordt, is een gevaar voor de mensen. Heel wat ongelukken zouden worden 'voorkomen als de mensen niet altijd res ten van fruit op straat zouden gooien. Over kersepitten en andere pitten, over banaan- en andere schillen glijden mensen uit en I vallen. Soms komen ze met de schril- vrij, j maar vooral oudere mensen kunnen een lc- lijke val doen. Daarom moet je er een gewoo-.o v maken om resten van vruchten in een stuit' je papier te doen en in een van de vele papiermanden die in de stad staan, te gooien. Een kleine moeite die het leven en de gezondheid van andere mensen spaart jts op den voor wien ze |zo bang was als ze in het park op had gelopen of als ze op een ver- plek bloemen had geplukt. Maar in- j van een hoed, had hij nu twee ho- gp zijn hoofd en stapte hij rond op aten. Verder had hij een staart die er zijn arm had gelegd en waarmee rgenoegd kwispelde, fhebt me een groot plezier gedaan boterham weg te gooien," grijnsde Ivel, „ga maar meteen mee." Op 't |ogenblik pakte hij Cora ruw beet en aet hgar het raam uit. Over de hui- de stad vlogen ze, toen over het de bossen tot ze op een berg, Co at tenminste dat het een berg was, den. zo, goed zo", zei ineens een kra- Jstem. Cora keek op en wat ze toen |aakte haar nog banger. Daar stond ort heks, nog veel lelijker dan die en Grietje uit het sprookjesboek, vas de grootmoeder van den duivel ar kleinzoon goedkeurend op de er klopte. „Nu, het schijnt je niet bijzonder g smaakt te hebben", zei ze, terwijl ze met een grote lepel in de soep roerde. „Jij boft anders net, want-het laatste stukje brood dat je weggooid hebt, heeft je vriendin netje, dat je altijd zo plaagt, opgeraapt en aan de vogeltjes gegeven. Anders had ik dat stuk brood genomen en dan had al dat brood bij elkaar net zoveel gewogen als jijzelf. Pas nu maar op dat je niet weer zo iets doet, want 'n tweede keer mag je deze broodsoep niet laten staan. Ga nu maar weg!" Dat liet Cora zich geen twee keer zeg gen. Veel vlugger dan ze gekomen waren, vlogen de duivel en zij weer naar de aarde en een paar minuten later lag Cora weer rustig in haar bed. Ze sliep in met de ge dachte dat ze nooit meer boterhammen weg zou gooien en dat ze haar vriendinnetje Liesje nooit meer zou plagen. Liesje had haar eigenlijk van die vreselijke broodsoep gered. In de leeszaal van een bibliotneek zaten een geleerde en een bankier aan een tafel te lezen. De geleerde was zo in zijn. lectuur verdiept, dat hij niet merkte dat hij met z'n ene hand de boeken en kranten die op tafel lagen steeds verder van zich afschoof. Dat zou niet zo erg geweest zijn, als er geen inktpot gestaan had. Wat niet uit kon blijven, 'gebeurde: plotseling viel de inkt pot van de tafel, en de inkt viel op de mooie grijze bröek van den bankier. Die was woeoTand.» i-De geleerde verontschul digde zieh, maai zonder resultaat. De ban kier was niet tot bedaren te brengen. „Maar meneer", zei de geleerde, „houdt u toch kalm: Ik zal die broek betalen. Als Jullie hebt nu allemaal vaeantie en geniet waarschijnlijk van het leven in de buiten lucht: zwemmen, wandelen en kamperen. Maar in ons land hebben, we nooit aan een stuk door mooi weer; regendagen zullen er zeker in je vaeantie zijn. Dan is het, de vraag hoe je je binnenshuis moet vermaken Hier zien jullie een paar leuke dingen om na te tekenen. Tekenen is leuk en je moet maar goed oefenen, want je kunt het later nog eens nodig hebben. Iemand die goed tekenen kan, heeft dikwijls een streep je voor. Je ziet wel dat deze voorbeelden heel makkelijk zijn. dus ook voor de kleintjes geschikt als ze tenminste netjes teke nen. We beginnen met het eerste voorbeeld: het eierdopje met het ei. Dan de-appel en de peer en het koekje, dat je links onder- u mij uw adres geeft, zal ik u het geld stu ren". „Sturen! Ik ken u niet eens en ik wil die dertig gulden, die de broek me gekost heeft, nu hebben!" De geleerde haalde het geld uit zijn zak en reikte het den bankier. „Alstublieft", zei hij, „maar nu ik u het geld betaald heb, zult u mijn broek hoop ik niet langer aan houden. Ik heb hem betaald, dus hij is van mij. U-heeft geen vertrouwen in mij, wel, ik niet in u. Dus, uw broek alstu blieft!" De bankier stribbelde tegen, maar de andere mensen kozen partij voor den ge leerde en de bankier moest z'n broek aan hem geven. Toen sloop hij naar een apart kamertje en stuurde iemand naar zijn huis om een andere broek te halen. aan ziet. Dit zijn wel de makkelijkste voor belden. Maar nu moet je niet te gauw te- weden met jezelf zijn, hoor! Net zo lang overtekenen tot je tekeningen er net zo, in ieder geval, bijna net zo, uitzien als de not beelden. Het kopje, de koffiekan en de krakeling zijn moeilijker, zoals je wel zult maken. Die zul je zeker een paar keer over moe ten doen. Als je vindt dat je tekeningen er goed uit zien, haal je je verfdoos of je kleurpootlo- den voor de dag. Het ei maak je wit en de kleur van het eierdopje kun je zelf kiezen. Met de appel, de peer en het koekje wach ten we nog even, want, terwijl zij het mak kelijkst te tekenen zijn, zyn ze het moei lijkst te kleuren. De kleur van de kop en schotel en de kan kun je ook zelf kiezen. Je kunt de kaa en de kop in dezelfde kleur verven, maar je kunt ze ook verschillende kleuren geven, die bij elkaar passen, bijvoorbeeld 'n brui ne kan met een gele kop of een blauwe kan met een witte kop enzovoort. Nu komen de appel en peer en het koek je aan de beurt. Voor deze drie dingen ne men we een echte appel en peer en een echt koeklje voor ons. Nu moet je goed naar de appel kijken en aan de hand van dit echte voorbeeld, de kleuren op je tekening brengen. Als je een groene appel voor je hebt liggen, zul je wel zien dat die kleur groen niet overal gelijk is, -naar dat hij hier en daar donkerder is. Dit probeer je nu met je verf of kleurpotlood ook te does. Zo ook met de peer en het koekje. Bei koekje zal het makkelijkst te kleuren" zijn. Voor de kleintjes is deze manier van kleuren te moeilijk. Zij kunnen de appel en de peer helemaal groen of groen met rood maken en het koekje geel. Op zekere dag kwam de vader van Bé en Hans thuis met een jong egeltje. Waar schijnlijk was hij zijn ouders kwijt geraakt. Nu, de kinderen ontvingen het kleine, grap pige diertje hartelijk genoeg. Eerst kroop het beestje angstig heen en weer. Als het zich oprolde was het een balletje zo groot als een vuist. Boefje, zo doopten de kinde ren hem, kreeg op het balcon een kistje De volgende morgen vertelde ze moeder dat ze de duivel had gesproken. „Kind, hoe kom je daar bij?" vroeg moe der verbaasd. „Er bestaat geen duivel, je hebt natuurlijk gedroomd!" Dat geloofde Cora niet, maar in elk ge val heeft ze nooit meer brood weggegooid. papier en lapjes. Een fijner bedje kon je niet bedenken. Een paar dagen lang woon de Boefje daar rustig en tevreden, maar toen vond hij zeker dat hij lang genoeg zoet was geweest en deed iets heel doms. Hij wandelde de hele kelder door en stoot te daarbij tegen een fles bier die daar stond De fles viel om, brak en het bier stroomde over de vloer. Natuurlijk kon Boefje de verleiding niet werstaan om een paar slok jes te proeven en de smaak beviel hem blijk baar zo goed dat hij zowat de hele fles op dronk. hem het huis uit deen. Dat was niet naar de zin van hun kinderen maar het moest er toch van komen. Het werd herfst en Bé en Hans besloten een goed winterplekje voor hun egel uit te zoeken, voordat het te koud zou worden. Boefje werd in een tas gestopt en op een mooie herfstdag trok de familie er op uit, het bos in. Na lang zoeken hadden ze een goed plekje gevonden. Een mooi dennen bosje met naosachtige bodem en varens, waar kikvorsen, slakken, spinnen en wor men rondkropen, was een paradijs voor Boefje. Vader, moeder, Bé en Hans heien het beestje uit de zak kruipen en het bos inwandelen. Even snuffelde Boefje ver wonderd, toen scheen, hij te merken dat hij door het heerlijk Octoberzonnetje be- dat met stro gevuld werd. Daar kroop hij tevreden in, nadat hij een schoteltje melk en een paar stukjes brood naar binnen ge werkt had. Het duurde niet lang of Boefje voelde zich al helemaal thuis in zijn nieuwe omgeving. De hele dag lag hij in het stro; pas tegen de avond kwam hij van onder het stro te voorschijn en begon hij heen en weer te lopen, et z'n snuit vooruit ge stoken en glanzende oogjes ging hij op zoek naar voedsel. Tevergeefs zocht hij nooit, want de kinderen brachten hem al les wat zijn egelmaag verdragen kon: peren appels, rauw vlees, slakken en regenwor men. Verder kreeg hij iedere dag melk. Door de goede zorgen van zijn „pleeg ouders" groeide Boefje prachtig; hij werd dik en rond en steeds tieriger. Een paar weken later werd Boefje in de kelder gebracht waar hij veel meer plaats had en een vrolijk leventje leidde. Daarna moch hij in de tuin, waar hij van de vrij heid genieten kon. De eerste paar dagen en nachten kwam Boefje geen melk en ander voedsel halen, want toen was hij verdwenen. Hans en Bé waren daar erg verdrietig over, maar op zekere avond hoorden ze getrippel in de kelder en toen ze gingen kijken vonden ze Boefje, die hongerig heen en weer liep. Hij had het al die tijd zonder voedsel moeten stellen. •Nu smaakte de melk hem dubbel lekker! Nog eens zetten de kinderen het egeltje ui de tuin, maar weer rolde Boefje door het kelderraam de kelder binnen. Het scheen hem. daar best te bevallen. Toen be- Hans eén kistje voor hem te maken Het kistje werd netjes opgevuld met stro. Daarbij stapte hij nog onvoorzichtig ge noeg, door en over de scherven van de fles, waardoor zijn snuitje gewond werd. Dagenlang bleef Boefje ziek? Niet door zijn snuitje, maar hij was ziek van al het bier dat hij gedronken had. Stil en suf lag hij in zijn bedje, maar Bé en Hans verzorg den hem zo goed dat hij na enige tijd weer helemaal de oude Boefje was. Intussen was hij groot en dik geworden en omdat hij de kelder nogal vuil maakte en lastig werd, wilden vader en moeder schenen werd en de vrijheid tegemoet ging. Een ogenblik draaide hij zic'i nog naar z'n verzorgers om en toen verdween hij in eens in de varens. Voordat ze het wisten was Boefje weg. Een beetje bedroefd over de scheiding gingen ze naar huis. Later gingen ze nog dikwijls naar het va renbosje, maar ze hebben Boefje nooit te rug" gezien. TINY.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 2