I VOOR DE KINDEREN I
JETTIE'S STROOHOED
Hoe wordt een torenklok gemaakt:
67664
67863
68752
ÖEOAGELUKSCHE VRAAGBAAK
Levensmiddelen
BIJLOO'S
WINKELS
Schoorsteenvegen
Stoffen-Manufacturen
142 Dam 9-26. -
Timmerman-Metselaar - Aannemer
Woningbureau
Zalen te huur
ge.'tw
h<ee-rj% rfw^sfW?
T "*l "a
Krommenhoek, Singel 101,
Uw bakker.
Fa. J. H. v. d. Water,
Dam 52,
Drukkerij Wijchers,
Walvischstraat 3,
Handels- en Vereet
werk.
C O A O i Verbetering van Schoorsteentrek.
lüTt 1 Fa. V. L. Borrani.
Alléén Lange Achterweg 33.
H. Th. v. d. Vlerk,
Rotterdamschedijk 268.
Gediol. Uurwerkmaker.
N. Scheurkogel, Lange Nieuw-
straat 177179. Uitvoering van
werken in gewapend beton.
Woningbureau„Schiedam-West"
Nieuwe Haven 83.
Adm. van Onroerende goederen
voor uitvoeringen, feesten, ver
gaderingen enz. Gebouw
Musis Sacrum, L. Haven 115.
„Ja", zei Jettie en ze probeerde een beet
je treurig te kijken,„maar de wind was
zo strek., ik dank u wel!" „Ik moet nu
gauw naar school", en weg stoof ze.tien
pond lichter.
Ze was allesbehalve treurig. Wel dacht
ze even aan moeder, die zou het niets leuk
vinden. Maar moeder zou het weer ver
geten ook. En Dick Helgers zou haar nooit
meer „nachtvlinder" noemen.
een ondeugend Mnd vinden. Dat was nu
haar eigen schuld. Ze zag de mannen steeds
harder langs de kant lopen, maar de hoed
werd hoe langer hoe vlugger meegesleurd
door de stroom. Ze konden er niet bij. De
stokken waren niet lang genoeg.
„Jammer", zei een van de mannen het
is zo'n mooie hoed!" «Js moeder zal wp
boos zijn", zei de ander, „je had een beetje
beter moeten oplettent"
voorDij. Maar nelaas: ze hoorde tante al
zeggen: „Jettie wil jij je mooie hoed hier
laten?" „Nee tante" zei Jettie zachtjes en
zette het onding op haar hoofd.
Wat zou ze toch met de hoed kunnen
doen? Jettie peinsde zich de volgende da
gen suf. Ze vond het steeds akeliger dat
ding op te zetten, want de kinderen uit de
buurt kenden haar nu aL „Hoed waar ga je
naar toe?" riepen ze al, als ze Jettie van
verre zagen aankomen. Ze zou de hoed mis
schien kunnen verliezen. Nee, hij was te
groot. Niemand zou haar geloven als ze
zei: „Ik heb m'n hoed verloren'"
Maar op zekere dag zei vader: „Kinde
ren het stormt verschrikkelijk! Houd je
hoed maar goed vast, anders waait hij
weg!".
„Waait hij weg!" Die woorden klonken
steeds in Jettie's oren Wat dit geen pracht
kans? Maar waarheen zou de wind de hoed
kunnen voeren? In het water! Dan moest
ze de brug over gaan. Jettie had haar be
sluit genomen.
Ze was ineens veel vrolijker geworden.
Ze zong zelfs toen ze haar schooltas pakte
en de deur uit ging. Hè, wat lekker die
wind. Ze had nog nooit zo van storm geno
ten. Anders mopperde ze altijd als het
hard woei. Toen ze op de brug gekomen
was, deed ze het elastiek van haar hoed
los. Floepsdaar ging de hoed al! De wind
voerde hem de lucht in, de brug over en
smeet hem., pats in 't water. Jettie schrok
er toch vannu was haar wens werkelijk
heid gewprden.
„O, m'n hoed!" riep ze verschrikt.
„Huil maar niet hoor, kleintje!" hoorde
ze ineens twee mannen zeggen. „Wij halen
hem er wel weer uit!"
,_Er uit halen! Maar dat wilde ze im
mers niet Ze wilde haar hoed niet terug
hebben!
Maar de twee mannen hadden al twee
lange stokken gehaald1 en deden nu alle
mogelijke moeite om de hoed naar zich
toe te trékken. „O", dacht Jettie, „wat moet
ik doen! Zal ik zeggen dat ik de hoed niet
wil hébben? Maar dat is te gek, wat zullen
de mannen wel denken. Ze zouden haar
cirkelde. En nu leek ze zelf op een nacht-
linder! Het was vreselijk. Ze kreeg tranen
in haar ogen. Maar ze moest ze gauw weg
vegen, want ze hoorde moeders stem die
van boven-riep:
„Jettie, kleed je gauw aan! Zet je hoed
op en trek je mantel aan want tante Frieda
heeft opgebeld en gezegd dat ze met je uit
wil!"
„Dol!" zei Jettie en ze meende het Ze
hield veel van haar tante en een middag
je naar de stad was een waar feest voor
haar. Meestal gingen ze eerst winkels kij
ken en kocht tante het een en ander, waar
na ze ergens gingen zitten en ijs aten.
Ja, alles zou volmaakt geweest zijn, als
de hoed niet bestond. Jettie zette hem op
en deed het elastieke onder haar kin. Die
vreselijke hoedl Hij bedierf haar help ple
zier.
Maar toen ze goed en wel met tante in
de stad was, vergat ze haar verdriet. De
zon scheen en tante Frieda-praatte zo leuk
met haar dat de tijd veel te gauw om ging.
Ze vroeg hoe het op school en met haar
vriendinnetjes ging. Verder kocht ze nog
een mooie rode bal voor Jettie. „Die kleur
past precies bi: de linten van je hoed",
lachte tante.
Jettie stond met een kwaad gezichtje in
de gang. In haar hand hield ze een grote
strohoed met lange, linten. „Bah!" zei Jet
tie, „wat ben je toch een monsterlijke
hoed! Alle kinderen lachen me uit als ik
je op heb. En ik geloof dat ik zelf ook zou
DE KLOK WORDT GESLEPEN.
t i
lachen als ik mezelf kon zien. Jij lelijke,
oude hoed!" Met een brede zwaai gooide
Jettie de hoed m een hoek, maar raapte
hem vlug weer op. Wat zou moeder zeggen
als ze de hoed in de hoek zag liggen! Moe
der vond het een prachthoed.
„Precies zo'n hoed droeg ik toen ik een
klem meisje was", zei ze altijd als ze haar
dochtertje met de hoed op zag. Dat was 't
'em juist. Het was zo'n vreselijk ouder
wetse hoed. Hij was veel te groot en had
lange linten van achteren. Geeneen kind
droeg een hoed met linten die zo lang wa
ren dat ze op je rug hingen. En ze fladder
den in de wind alsof ze weg wilden, vlie
gen. Het stond verschrikkelijk gek, vond
Jettie.
„Nachtvlinder!" had Dick Helgers een
keer geroepen toen Jettie langs gekomen
was. En nachtvlinders waren dingen die
Jettie niet uit kon staan. Ze sehrok zich
altijd dood als er zo'n vlinder om de lamp
wapens, enzovoort. Deze versieringen wer
den van was gemaakt, op de juiste plaats
gezet en met een mengsel van was en talk
bestreken, ook weer om het vastkleven
aan het derde deel te voorkomen.
Het derde deel, de z.g.mantel ontstond
weer door verschillende leemlagen. Als de
mantel dik genoeg was.ongeveer 10 of 15
centimeter.werd de kroon van de. klok
gemaakt.
Ieder deel werd eerst door vuur gedroogd,
voordat ze met een ander deel begonnen.
Tenslotte werd de mantel opgehesen,
zodat het lost boven de kern in de lucht
zweefde. Nu werd het „hemd bij stukken
van de kern afgebroken en de manltel weer
neergelaten. Daarna werd de hele kuil inet
zand gevuld, waarna ze met gieten konden
beginnen*
Da gieten duurde van vier tot zes uur.
Het metaal bestond uit een mengsel van 78
delen kopen en 22 delen tin.
Als het ogenblik van gieten gekomen
was, dan werd het klepje voor het gat,
waardoor het metaal in dé oven bleef, weg-
gestoten en verdween de vuurgloed in het
modeL
Als het gieten afgeloopen was, lieten ze
het geheel een paar dagen afkoelen, sloe
gen de mantel kapot en haalden de klok
van de kern af. Tenslotte werden alle on
effenheden weggemaakt en werd de Wok
met machines geslepen, zoodat hij er mooi
uitzag.
Als de bewerking mislukte, d.w.z. als
de Mok een barst kreeg, dan bleef hen niets
anders over dan nog eens van voren af aan
te" beginnen.
Volgens een legende is bisschop Faulinus
van Nola (dat is een plaats in Italië) de
uitvinder van het klokkegieten. Maar men
heeft alleen kunnen bewijzen dat de klok-
kegisterij in de buurt van Nola, in de oude
tijd bloeide en dat er veel in klokken ge
handeld werd. In Duitsland werden sinds
de 12de eeuw klokken gemaakt en sinds
de 15de eeuw hebben de beroemde Hok-
kegietersfamilies in Neurenberg en Augs
burg bestaan.
Kleine klokken werden in zandmodellen
gemaakt, terwijl torenklokken in lemen
vormen werden gegoten. Ze gingen hier
bij als volgt te werk.
Voor de gietoven werd een gietkuil ge
graven, die iets dieper werd, dan de kiok
hoog moest worden. Want op de bodem van
de kuil moest nog een laagje stenen worden
gelegd, voor de vorm. Voorts sloeg men in
het midden van de kuil een houten paal,
legde daar omheen het fundem°nt en met
selde daarop van bakstenen, de kern van
de Mok. Daarna werden er verschillende
laagjes leem op de kern gelegd, en aan
de punt van de paal werd een plank vast
gemaakt, waarvan de ene kant in de vorm
van de zijkant' v. d. Mok gezaagd was. Met
deze plank werd afgestreken, zodat de ge
wenste binnenvorm van de Mok ontstond.
Als de kern Maar was, werd hij met m
■water opgeloste as bestreken, zodat net
volgende déél, het z-g. „hemd' niet aan de
kern bleef vastkleven.
Ook dit tweede deel van de klok, het
hemd", bestond uit Teem en" werd aan de
buitenkant weer met een plank afgestre
ken. Op die deel werd alles gezet, wat als
versiering van de klok diende, opschriften,
Vindt U hem mooi?" vroeg Jettie ang
stig.
Maar tante antwoordde niet, ze zag juist
een kennis die ze groette.
Jettie's humeur werd weer minder. Dus
tante vond de hoed ook gek. O, wist ze
er maar wat op!
Toen ze in de gezellige lunchroom kwa
men, zette Jettie de hoed direct af. Ze had
geen zin om voor al die mensen voor gek
te zitten. De juffrouw van de garderobe
nam hem vriendelijk aan en hing hem aan
de kapstok.
Terwijl Jettie van haar ijs smulde moest
ze steeds aan de hoed denken. Wat zou het
heerlijk zijn als hij eens gestolen werd!
Maar iedere keer dat ze naar de kapstok
keek, hing hij er nog. Zou ze hem niet kun
nen vergeten? Ze zou het in elk geval kun
nen proberen. .Toen ze opstonden deed ze
of ze de hoek niet zag en liep de kapstok