DE RAAD VAN DEN WIJZEN KLUIZENAAR PIET DE SMEERPOES i EEN VOUWBEKER Wat een stekel baarsje vertelde Hoe Kees van zijn hond een circushond maakte Om na te tekenen en te kleuren Een leuk kunstje 2* 4a. Si- stenografie. Een sprookje door Gerrie Koenraads. Er was eens een prinsesje, dat het mooi ste meisje uit het heele land was. Ze was zó mooi dat de haasjes en konijntjes uit hun hol kwamen, als ze voorbij liep en de bloempjes rekten hun halzen uit, zodat ze haar beter konden zien. Ze heette Felicie en ze woonde met haar ouders en een oude verzorgster op een groot kasteel in Bloe- menland. Er was geen mens die haar ooit gezien had Wel hadden ze van haar en haar schoonheid gehoord, zodat het te be grijpen is, dat ze erg nieuwsgierig waren en er de hele dag hele drommen voor de hoge muur van het kasteel stonden, in de hoop een glimp van het prinsesje op te vangen. Maar Felicie kwam nooit buiten de muren van haar huis; ze wandelde al tijd in het park van haar vader, dat zo groot en zo mooi was, dat ze heus niet buiten de muren hoefde te gaan. Op een goede dag liep ze weer ie wan delen met haar oude verzorgster, Kea. „Ja, ja", zei Kea, „Ik heb jouw grootvader en vader grootgebracht en ik zal ook jouw zoon grootbrengen." „O nee", zei Felicie, want ik trouw nooit." „Waarom met kindje?" vroeg Kea ver baasd. „Omdat vader gezegd heeft dat ik nu oud genoeg ben om te trouwen. Maai alle prinsen die met me willen trruwen, willen me eerst zien en ik bedank er voor om voor speelgoed te spelen! Ik ben geen poes en geen vogel, die je, voor je hem koopt, van alle Kanten bekijkt." „En toch zal ik jouw zoontje grootbren gen", zei Kea weer. „Het zal wel eens aan een knappen prins lukken, je te zien en met je te trouwen." „Hoe weet je dat?" -vroeg Felicie. „Dat hébben de bloemen en de vogels me verteld," zei Kea.. „Ze hebben gezegd, dat er een prins woont, die jou op een heel bijzondere manier zal zien. Een manier, die nog nooit iemand geprobeerd heeft". „Poeh"! zpi het prinsesje smalend, „dat lukt hem toch niet, want de muren zijn veel te hoog en op alle torens staan wach ters." „Toch hebben de bloemen 't gezegd en se hebben ook gezegd, dat die prins met je zou trouwen, al had hij je niet gezien. Dat zou je een troost kunnen zijn. Maar hij heeft een belofte afgelegd, dat hij je zou zien, voor hij met je trouwde en die belofte houdt hij!" In het circus Correlien Had Keezeman een hond gezien Die dansen kon en ook jongleren En lopen kon op ronde peren. Kees die keek zijn ogen uit Een plan kwam op tij onze guit. Hij heeft een hond thuis „Morenkop" Die zette hij een feesthoed op Ook zelf had Kees een op z'n hoofd Hij had ze van z'n broer geroofd. Van nu af aan moet Morenkop Elke morgen heel vroeg op. Uit met z'n vrijheid! Hij moet leren Dansen, springen en jongleren. Met ee.-i hoepel en een stok Haalt Kees hondlief uit z'n hok. Door de hoepel moet hij springen En nog meer van zulke dingen. Zes weken waren omgekropen Toen waren de lessen afgeloopen. En Kees vertelde trots in 't rond: „Lui, ik heb een circushond!" t TINY. „Wie heeft hij dat dan beloofd", vrooeg Felicie ongelovig. „Dat wisten de bloemen niet", zei Kea. „Nu, in elk geval geloof ik er niets van" zei Felicie, „Laten we maar naar binnen gaan. Ik heb zin in thee." De Prins vraagt raad. Midden in het bos woonde een kluizenaar Hij was heel, heel oud, en zat bijna de hele dag op een bank voor zijn huisje. Omdat hij zo oud was, had hij heel wat meege maakt, heel veel verdriet, maar ook heel veel geluk gehad. Daarom wist hij veel en kwamen de mensen vaak bij hem om raad. Iedere keer gingen ze veel vrolijker weg, dan ze gekomen waren, want niemand klopte tevergeefs bij den kluizenaar aan. Op zekere dag was hij in zijn huisje be zig de bloemen te begieten, toen er op de deur geklopt werd. Even later kwam er een lange, knappe jongeman binnen. „Bes te kluizenaar., jij moet me helpen., di rect!" begon de jongen. „Wie ben je en wat wil je?" vroeg de kluizenaar. „Ik ben prins Eduard", antwoordde de jongen. „Ik heb gehoord dat je zo wijs en zo goed bent. Daarom ben ik gekomen, want ik heb direct raad nodig. Luister, mijn vader wil dat ik met een meisje trouw van wie ik niet houd., en van wie ik ook nooit zal houden." „Waarom zou je niet van haar kunnen houden?" vroeg de kluizenaar. „Omdat ze niet van bloemen en dieren houdt. En nu heb ik gehoord dat prinses Felicie zo mooi en zo goed is. Maar ik heb ook gehoord dat "ze alleen met iemand wil trouwen, die haar vóór haar huwelijk nooit heeft gezien." „En vind je dat niet goed?" vroeg de kluizenaar. „Best! Maar mijn vader heeft gehoord AlH dat net heel moeilijk is om de prinses te zien en daarom heeft hij gezegd, dat ik alleen met prinses Felicie mag trouwen, als ik er in slaag haar te zien. En dat heb ik beloofd, want ik wil in-geen geval die an dere hebben. Help me alsjeblieft kluize naar! Wat moet ik doen om de prinses te zien?" „Zo, zo", zei de kluizenaar. „Kijk eens wat ik hier heb. Dit is een heel bijzonder plantje. Luister goed, dan zal ik je ver tellen, wat je ermee doen moet. Plant dit plantje onder aan de muur van het kasteel, waar prinses Felicie woont. Zoek het plekje uit waar de muur het hoogst is. Nu moet je zorgen dat de plant elke dag begoten wordt, anders groeit hij met. Als je hem goed verzorgt, zul je zien dat hij al heel gauw zo hoog is, dat de stengels het raam van de prinses bereikt heoben. Let nu goed op. Als de stengels heen cn weer bewegen, weet je dat de prinses in haar kamer is. De mensen zullen zeggen dat de plant door de wind bewogen wordt, maar jij weet wel beter. Als je ziet dat de stengel heen en weer gaat, klim je in de stengel, die plot seling heel hard geworden zal zijn. Dan kijk je even door het raam naar de prin ses. Niet te lang, want de stengel b' -ft maar even hard. Als je haar goed g-'ien hebt, klim je weer naar beneden. Ev, ;e 't goed begrepen?" „Ja", antwoordde de de prins, pakte met een stralend gezicht het plantje, bedankte den kluizenaar en als een pijl uit de boog snelde hij weg. Hoe de Prins de Prinses -• o. te zien kreeg. De zon scheen prachtig, toen prins Edu ard bij het slot van de prinses kwam. Hei- was net zo'n mooi kasteel als het kasteel waar de prins zelf woonde. Alleen sche nen. deze torens hooger te zijn Nadat de prins alles goed opgenomen had, vond hij de plek waar de muur het hoogst was Daarachter stond de hoogste toren en heel boven in de toren zag hij een raam. Dat was natuurlijk het kamertje van de prin ses. Vlug maakte Eduard een gaatje in de grond en plantte de plant daarin. Toen liep hij naar de vijver, schepte z'n handen vol water en gooide die op en om de plant. Daarna ging hij tevreden op de grond lig gen en sliep in. Boem! Daar vloog iets tegen z'n neus. Slaapdronken keek de prins om zich heen. Waar was hij? Ineens wist hij 't weer: hij was gekomen om de prinses te zien. Wat? Vol verbazing keek de prins omhoog. De sten gel en de bloesems van de plant waren al tot de toren gegroeid en hij zag dat de bloemen nieuwsgierig door het raam van de toren keken. Ja, ze bewogen heen en weer: prinses Felicie was dus op haar ka mer. De prins bedacht zich niet lang. Vol ver trouwen klom hij in de stengel. Hij was steenhard! Hoger en hoger klom de prins, tot hij door het raam kon kijken. Daar zag hij Felicie die met Kea voor het raam stond. „Kijk eens wat een mooie bloemen!" riep Felicie verrukt. „En kijk eens. het lijkt wel of "die ene een gezicht heeft!" Toen kon Eduard, zich niet langer in houden. Met één sprong stond hij in de kamer van de prinses. Eerst schrok Feli cie, maar toen moesten ze allebei vrese lijk lachen. „Ik ben prins Eduard", stelde de prins zich voor en vertelde hoe hij bo- ver gekomen, was. „Toen hij uitgesproken was, viel Felicie hem om de hals en zei: „nu gaan we naar vader en ik zal hem zeggen dat ik met niemand anders trouwen wil dan met jou!" Dat gebeurde en de prins leefde nog lang en gelukkig met zijn lieve vrouw. Van jongsafaan haat Piet het nat Geen ene morgen neemt hij een bad. Piet die werd een neger gelijk En ras gestuurd in 't Morenrijk, Hansje droomt en verstaat de vissentaal. Hansje droomde. Hij droomde dat hij bij zijn aquarium stond. Hij had dat aquarium, juist op zijn verjaardag gekregen. Hansje droomde dat het stekelbaarsje tegen hem begon te spreken en. Hansje verstond hem. „Ik ben maar een stekelbaarsje", zei het diertje. „En toch heb ik een heleboel wen sen. En ik zou je dringend willen vragen die wensen in te willigen, Hansje, als je van mij en m'n kameraadjes plezier wilt hebben. Anders zou ik moeten sterven en jij zou toch niet graag mijn dood op je geweten hebben, hè? Alle jongens willen graag een_ aquarium hebben. Richt alsjeblieft ons huis goed in! Het beste is een woning van 60x30x30. Daarin een beetje goede, vette bloemen- aarde, die in water is uitgespoeld, d.w.z. je giet er water op en schept het vuil, dat bo venop komt drijven, er af. Doet dat drie of vier keer. Op dit laagje bloemenaarde, dat niet te hoog mag zijn, leg je een laag je kiezelsteentjes en daarop een laagje zeezand, dat niet helemaal horizontaal mag liggen, maar aan één kant moet op lopen. Zet een paar planten in ons huis, dat staat zo vrolijk. Door de kiezels blijven de planten vast staan. Maar ze moeten in de aarde geplant worden. Een platte steen m ons rijk hebben we ook heel graag. We moeten niet te veel planten in ons huis hebben, anders stikken we. Vraag maar aan je grote broer, Hansje, wat assimilatie is, dan zul je wel begrijpen, waarom we zouden stikken. Alle planten die je in ons huis zet, moeten goed worden schoonge maakt. Als je gezonde vissen wilt hebben, moet je zorgen dat de planten geen plaats, water en zuurstof van ons, vissen afnemen. Vooral geen „waterpest" naar binnen bren gen hoor! Wij eenvoudige stekelbaarsjes hebben geen warm water nodig! Maar het moet wel „bezonken" zijn. Anders kunnen we er weer niet tegen. Ja, we zijn ook maar klein! En ja, als er iemand van ons ge storven is, neem het dode visje dan alsje blieft weg. Het drijft dan aan de opper vlakte, meestal met z'n buik naar- boven en je zult begrijpen dat we niet graag met eer dode in één huis wonen Vul het aquarium ook niet te hoog met j water. Sommigen van ons, vooral de jon geren, zijn nogal eens uitgelaten en sprin gen dan zo hoog uit het water, dat ze wel eens naast 't aquarium terecht zouden kun nen komen en dan moeten ze sterven. Als je de planten vóór het inplanten door een opldssïng van hypermangaan trekt, zijn alle parasieten gedood en kunnen wij rus tig en gezond leven. Knoop dat eens In je oren: de apotheek zal het hebben. En als je graag helder glas hebt, zet dan een of twee slakken in het water, dat zijn de beste glazenwassers, want ze eten al!e al gen op.- Wat het eten betreft, het liefst hebben we watervlooien. In de zomer verse, en in de winter, als 't niet anders kan, gedroogde Als je het water wilt verversen, denk er dan aan dat je het weer laat bezinken! Laat het maar gerust een dagje staan. Maar we doen lang met het water. Dus niet al te vaak verschonen. Hevel het water er met een slang uit en breng het er weer met een slag in, ook. Leg een stuk papier op het zand, om het opdwarrelen te vermij den. Het zand moet ééns per jaar uitgewas sen worden. In het water zijn we in ons element. Maar verschrik ons niet door ons plotseling in ijskoud water te zetten! En dan nog één ding; de ruimte waarin wij rondzwemmen mag niet te klein zijn! Verder nog een laatste verzoek! Doe alsjeblieft geen ringslangen of kikvorsen in het aquarium. Die beesten reten ons met huid en haar op. Ik haat ze! Lieve Hansje, wij houden veel van de mensen, als ze maar goed voor ons zorgen. Doe alsjeblieft wat ik je gezegd hebt, dan hoeven we niet bang te zijn dat we gauw moeten sterven." En toen werd Hansje wakker. En hij nam zich voor precies te doen wat het ste keibaarsje hem had gevraagd. Doen jul lie het ook? Mevrouw Oetoekoe is heel blij Ze heeft een nieuwe zoon erbij. Ze laat hem ras bananen dragen O, denkt Piet, hoe ze me plagen! Onze Piet die wordt zo moe Huilend rent hij weer naar huis toe. Elke dag wast hij zich fijn Nooit wil hij meer een neger zijn. Een vouwbeker is handig als je gaat picknicken Neerti een vierkant stuk pa pier van 20 bij 20 c.m. ('t kan natuurlijk ook groter zijn) en vouw er een driehoek van op de manier die je ziet op fig. 1 en 2. Dan vouw je een hoekje a om. Zie fig. 3. Dan wordt hoekje b op dezelfde manier naar achteren gevouwen (fig. 4) Nu wor den de naar boven stekende punten naar voren en achteren in de bij a en b ont stane zakjes gestoken en glad gestreken, zoodat ze goed vast liggen. Nu is de beker klaar en als hij goed ge vouwen is en met de hand voorzichtig tot een ovaal gevorpnd wordt, kuis je er uit drinken. Dun perkamentpapier is voor een vouwbeker het beste. Maar elke andere soort papier dat niet poreus is zal voor korte tijd dienst kunnen doen.. LACHEN IS GEZOND. Heer tegen jongetje dat op de hoek van de straat staat: „Wat wil je, jochie?" Jongetje: „Moeder heeft gezegd dat ik wachten moet tot alle auto's voorbij zijn en nu komt er geeneen!' Gonnie: „Moeder, de juffrouw op school weet niet eens wat een paard is! Ik had er een op 't bord getekend en ze wist niet wat het was!" Moeder: „Wacht even Liesje, ik heb een stukje kool 5n m'n oog gekregen. Ik zal 't er even uithalen." Liesje: „Och moeder, laat maar. We heb ben thuis nog genoeg kolen!" Natuurlijk hebben jullie allemaal wel een kamer waar een witgekalkte is, b.v. de keuken. De muur, die vooi uit kunstje gebruikt wordt, moet echter vlek keloos wit zijn! Neem nu een plaatje, het doet er niet toe wat, als het maar eon teekening in scherp zwart en wit is, liefst niet te ingewikkeld Een eenvoudig figuurtje dus! Pril: dit plaatje nu ter hoogte van de ogen met pu naises op de muur vast en kijk dan vijfen twintig lellen ingespannen naar het figuur tje. Maar niet laten afleiden hoor! Strak naar het plaatje kijken en ondertussen tot vijfentwintig tellen. Daarna kijk je plot seling naar de muur naast het plaatje en. ook daar zie je het figuurtje. Het beeld heeft namelijk op het netvlies van je ogen een zekere indruk achtergelaten, die na eenige ogenblikken verdwijnt, maar toch bestaat! Pro.beei: het maar eens, het gaat heel gemakkelijk! INVULPLAATJE. '39 .ja ia 'n Waar kijken het jongetje en het meisje naar? Als je het wilt weten, moet je met een scherp potlood de puntjes van 1 tot 42 verbinden. De oude Romeinen stenogra feerden al. Je 2ou denken dat stenografie een uitvin ding van de laatste tijd is. Maar in we kelijkheid bestaat het al eeuwen. Zelfs bü de Romeinen waren er al stenografen die b.v. een rede van Cicero en Caesar moesten stenograferen. Vooral Cicero wilde dat zijn rede woordelijk opgeschreven werd Daarom liet hij steeds verschillende steno grafen komen en verdeelde die over de he.e zaal, zodat er geen woordje van zijn rede verloren ging. UIT DE DIERENWERELD. Er bestaat een hagedis die zijn staart af kan breken, als je hem wilt pakken, Als de staart afgevallen is, gaat de hagedis rustig verder en kan zich in veiligheid brengen, omdat hij zijn vijanden heeft af geleid. Als een vijand hem in zijn staart bijt laai; hij die afvallen en wacht tot er een nieuwe staart is aangegroeid.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1940 | | pagina 6