m
VOOR DE KINDEREN
mmm
DE MOL
Pieter de Tuinkabouter
ïd(jskcj\ 'étoc)eA?
Taptemelk en karne
melk
Het Rijk van Lucullus
Zatêrdag 5 April 1941
TWEEDE BLAD DER SCHIEDAMSCHf COURANT
Pag. 4
Hoogwaardige voedings
middelen
Ons menu
Italiaansche ommelet
(Polygoon)
- BH v;. >55^:
Q
Het voojlichtingsbureau van den voe
dingsraad deelt mede:
Van uit voedseloogpunt bezien, zijn
taptemelk en karnemelk een uitstekend
voedsel en belmoren, zij, vooral nu vleesch
in beperkte mal© verkrijgbaar en voor
velen te'duur is, meer in den maaltijd
gebruikt te worden.
Men is steeds gewend de melk te fce-
oordeelen naar het vetgehalte en verliest
daardoor de andere belangrijke voedings
best anddeetea wel eens uit het oog. Afge
zien van het vet en de in vet oplosbare
vitamines, bevatten taptemelk, iaptemeik-
poeder en karnemelk alle overige bestand
dealen van de melk, zooals eiwitten, kooi-
hydraten en mineralen, waarvan' vooral de
kaJkzouten van een groot belang zijn en
voor onze voeding van groote waarde.
Taptemelk wordt om de kleur door het
publiek vaak beschouwd als melk, welke
met water verdund is. Niets is minder
waar. De geringschatting voor dit pro
duct is geheel misplaatst. Men moet deze
.melk echter niet als het uitsluitende voed
sel voor zuigelingen gebruiken. In alle an
dere gevallen is het vooroordeel onge
grond en is taptemelk Oen waardevol p.io
duet.
Taptemelk is te gebruiken in alle ge
vallen, waarin men gewoonlijk melk ge
bruikt, zooals voor pap, in «pannekook,
soep, stamppotten e.d. Bij, het koken heeft
taptemelk echter sneller, de neiging om
aan te branden; daarom moet men hier
tegen maatregelen nemen. Heel geschikt is
het om het vette papier van boter of mar
garine te bewaren en daarmede de pan
bodem even in te wrijven. De hoeveelheid
vet behoeft slechts zeer gering te zijn
en het zelfde papier kan driemaal dienst
doen. Zoo mogelijk gebruifce men een pan
met dikken bodem. Ook hebben sómmige
huisvrouwen een goede ervaring met het
toevoegen van 2 theelepeltjes suiker per
liter taptemelk.
Karnemelk is, wat voedingswaarde be
treft, vrijwel gelijk te stellen met tapte
melk, maar door de wittere kleur, de
grootere dikte en den frisschen smaak
geniet z~- bij velen do voorkeur.
Karnemelk is te gebruiken als drank,
als pap of pudding, maar-vooral niet te
vergeten als „hangop"'. In dezen gecon-
centreerden vorm is deze als toespijs na
een vleesehloozen maaltijd te gebruiken en
van groote waarde. Door toevoeging van
verschillende verscbe vruchten, die straks
weeg komen, of door wat jam kan mien
bij „hangop" verschillende smaakverande-
ringeh aanbrengen; vermengd met wat
citroensap en diverse verecbe tuinkruiden
geeft „hangop" een smakelijke en tevens
voedzame slasaus, waardoor geen olie
n'oodig is.
Een flinke handvol spinazie wordt af
gekookt, fijngehakt en met boler gestoofd.
Als de spinazie gaat wegsmelten, doet men
haai1 in een te nine, ,w;aarin reeds dé eifeisen
voor de omméiette zijn gedaan. Daarna
wordt flink wal? peper en jzout- toegevoegd.
Een flinke klepel olie wordt in de pan
heet gemaakt, Waarnamen de. spinazie en
de ommelette er in doet en de ommeletta
langer dan gewoonlijk laat bakken. Voor
het opdienen moét de ommelette goed
droog zijn, men dient haar plat op, net als
een dikke pannekoek.
Men kan de ommelette zoowel koud
als warm eten.
Roode poon op Oosterschewijze bereid
In een vuurvaste schotel 'doet men een
beetje slaolie, enkele schuifjes ui, een drie
tal dunne plakjes citroen, wat zout en pe
per. Daarboven legt men de poenen en
zet de schotel dan vijf minuten op het for
nuis. Als de slaolie heet is, moet men
oppassen dat de visch niet gaat bakken,-
wel mag ze een beetje fruiten,-
Daarna maakt men een tomatensaus, die
men. over dé vïsschen uitgiet, waarna men
ze tien minuten in een matig warmen oven
zet. Poon kan' men koud of warm eteu.
De scbotel moet wat gekruid zijn, en daar
toe "kan men aan de tomatensaus een
klein beetje, cayennepeper en safraanpoe-
der toevoegen.
Het zaaien van de
eerste vroege erwten.
Steeds voorover-loo-
pend, zak met erwten
voor, zaaien de land
bouwers de erwten.
Op de H.B.S. zitten z« in de repetitie-
week. Het is daar al niet anders dan op do
andere scholen; er wordt geblokt, dat de
stukken er af vliegen om in te halen,
wat nog in te halen is, want over veertien
dagen komt onverbiddelijk het rapport.
Bij de blokkers en zwoegers horen te
genvoordig ook Joost en Han. De klas
heeft -daar pref-in, want geen van die bei
den hoeft zich nu eigenlijk zo druk te ma
ken can met een goed rapport uit de bus
te kernen. Het zijn'de besten van de klast
Maar' zij werken dan ook niet om de
dreigende rode onvojdoende cijfertjes van
de lijst te houden, neen, tussen hen gaat
ae strijd om de drie Chinese zegels van
mijnheer Verhoeven.
Mijnheer Verhoeven is de aardrijkskunde
leeraar van de H.B.S. Hij is dól op zijn
vak en de jongens, die van aardrijkskunde
houden, zijn bet er over eens dat ze nog
nooit zo'n fijne leraar hiervoor hadden.
Want vertellen dat hij kan, vertellen! En
waar hij al niet heen gereisd is, nu, dat
is ae moeite niet waard om er een kijkje
te nemen, heet het onder de jongens.
Daarom is zijn bijnaam dan ook Heer
Jurriaan.
Hoe hij aan die bijnaam komt?
In het vrij kwarfier houdt mijnbeer Ver
hoeven audiëntie op» de plaats. Dan mag je
hem de zonderlingste vragen stellen, liefst
natuurlijk over aardrijkskunde. Daar maken
de' jongens graag gebruik van en ze benut
ten al hun spitsvondigheid om die vragen
zo moeilijk te stellen, dat ze er &!trjd
weer opnieuw hoopvolle gezichten hij zet
ten. Misschien weet hij het deze keer eens
niet. Stel je voor, wat een- deining dat
zou geven. Maar tot nu toe heeft Heer
Jurriaan nog in geen enkele strik getrapt.
fn zo'n kwartiertje had Piet Verleg eens
iets heel ingewikkelds over Tibet gevraagd
en... mijnheer Verhoef bleek er al het mo
gelijke^ van te weten, want, bij was er zelf
geweest. De jongens waren er verbluft van:
wie komt er nu helemaal in Tibet.
Kareltje Verwijs was de eerste, die zijn
spraak terugvonden toen neuriede hij
spontaan, nog onder de indruk van het
verhaal„Wanneer je verre reizen doet,
dar. kun je veel vertellen."
Sin-dien was mijnheer Verhoeven her
doopt en heette voortaan nog slechts Heer
Jurriaan.
Het was prettig om van Heer'Jurriaan
les te hebben Hij mankte bet aardrijks-
kunde-uurtje tot iets heel bizonders voor
ons, vertelde veel en schreef wedstrijden
uit om de belangstelling voor zijn vak
to prikkelen.
De prijzen voor die wedstrijden waren
altijd onveranderlijk dezelfde: vreemde
postzegels uit zrjn grote reis verzameling.
Wij waren er wild op, want 'er waren
prachtige exemplaren bij. Doch wij had
den nooit veel kans om zo'n zegel te
bemachtigen. Meestai belandden zij bij Joost
of bij Han, de twee geniën van de klas.
Han was eigenlijk de beste in aard
rijkskunde, maar Joost was een hartstoch
telijk postzegelverzamelaar en daardoor een
felle concurrent, die er wel eeu vrije raid-
dag, aan offeren zou ofla er alles zo in
te- stampen, dat hij met Han concurree-
ren kon.
Ook dit keer woedde er een felle strijd
tussen die twee," want Heer Jurriaan had
drie mooie Chinese zegels uitgeloofd, waar
"iedereen wdd op was, niet in het minst
de twee kemphanen.
De rep.'tïliedaig brak aan. Behalve de
cijfers zweefden voor ieders geest da Chi
nese zegels
De kemphanen trokken van 'leer, de
pennen krasten, de ruggen bogen zich ge
spannen over het werk.
Dat duurde zo lien minuten achtereen,
tien minuten van diepe stilte.
Tocd hield Joost plotseling op. Verdop-
pie, hoe heette" die landengte nu ook
weer. Hrj had hem minstens tien keer ge
repeteerd. Jasses, straks moest hij de boel
inleveren. Gauw nog even de laatste v:aag
beantwoord en dan nadenken, misschien
dat het hem nog te binnen schoot.
klaar dat deed het niet. Wanhopig zocht
hij zrjn geheugen af. Heer Jurriaan keek
al eens op zijn horloge. Straks was de
tijd voorbij. Wat nu? 'Visioenen van Chi
nese postzegels en een naamlooze land
engte spookten door zijn hoofd..
Die zegels verhuisden weer naar Han,
zo'n aardrrlkskunde-monstèr. dacnt hij wre
velig. En toen was hij niet sportief. Hij
greep onder de bank zijn dictaatcahier en
zocht er de naam van. de landengte in
op. Snel vulde hij hem op zijn repetitie
werk in.
„Klaar?' riep Heer Jurriaan. en de zaak
moest ingeleverd worden.
„Joost hc-eft zichzelf overtroffen", p ees
Heer Jurriaan „Een tien voor Joost en
de zegels, kondigde Heer Jurriaan de vol
gende week piechtig aan.
En een 'ieder verdrong zich om Joost,
bewonoerde de tekening en de kleur van
de zeldzaam mooie, exemplaren.
„Proficiat zeg". Ook Han kwam zijn
overwinnaar gelukwenscben „Jong, die ze
gels, daar heb ik gewoon van gedroomd.
Maar ik had pech, zeg. Ik wist de naam
van die voorstad niet meer. Ik heb me
er suf op gepiekerd, maar zij wilde mij niet
te binnen schieten. En gek zeg, nauwelijks
had ik ingeleverd, of ik wist het weer."
„Wat beb jijinformeerde Joost.
„Ik, een negen."
„Dal is pech hebben," beklaagde men
hem.
Toen klonk de bel en ging een ieder
naar zijn plaats terug.
„Wat hebben we nu?" verwonderde Han
zich. in zijn hand hield hij een geopende
enveloppe, 'waaruit drie Chinese zegels-'op
zijn lessenaar vielen Er was een briefje
bij, al muntte dat niet uit door breed
voerigheid.
„.Die- kornen jou toe" stond er kort maar
krachtig. Han' zweeg en stopte het epistel
weg in zijn binnenzak, 's Middags wacht
te hij Joost op en fietste met hem naar
huis.
„Wat mankeert jou?" informeerde hij
verbaasd.
Joost vertelde boe hij aan zijn tien
De mol in zijn fluwelen jas
Komt heel diép uit den grond:
Hij knipoogt tegen 't licht der zon
En kijkt eens-in 't rond.
Zo-heet veel ziet hij nu wel niet
Zijn oogjes zijn maar ..klein;
Maar wat hij"zijgt, dat stemt hem blij:
- „Het wordt weer lente, fijn!"
Denkt vader mol, „nu kan - ik weer
„Gaan graven in het land,
'„Een lange onderaardse gang
„Van ecu" naar -cl' andre kant."
Gedachl, gedaan.-"Dé g'rond is zacht;
De vorst is-,er nu uit.
De mol die werkt- zo hard hij kan
Het zand vliegt -om zijn' snuit.
En sneller dan je- denken zou
Verdwijnt hij!in"dö grond,
En waar hij juist geslaan heeft, ligt
Een molshoop, zwart eri rond.
kwam.
„Ik heb er géeri pleizier meer in. Jij
had ze evengoed kuiinen bobben."
„Die kansen waren gelijk", gaf Han toe.
„We zouden gelijk gespeeld hebben", zei
hij nadenkend. Heer-Jurriaan zou ze tus
sen ons verloot hebben. Weet je wat,
Joost, dat doen wij ook, dan is de ge
schiedenis meteen de wereld uit."
Midden op' straat trokken ze strootje.
Dit keer was bet lot Han gunslig, en
Joost zag de mooie- zegeltjes zonder spijl
verhuizen.
Tonv is aan het werk, hard aan het werk.
Hij besproeit zijn eigen tuintje en terwijl hij
zo hard bezig is, kijkt hij af en toe eens om.
Daar in het midden staat Pieter, de tuinka
bouter, die hij van grootmoeder gekregen heeft
en nu is hét net of die telkens tegen hem
knipoogt. En dan knikt Tony eens en gaat
door met sproeien, want het is warm geweest
vandaag en de bloemen in zijn tuintje hebben
dorst. Ér staan veei mooie bloemen en plan
ten, die hij zelf gepoot heeft.
Zo, nu is hij klaar met sproeien; hij pakt
de gieterop; knikt Pieter nog eens toe en
gaat het huis ïn.
„Morgen moet ik nodig weer gieten" dénkt
hij:-,;het'is zo droog de laatste dagen."
Maaryde volgende dag is Tony's vriendje
jarig en' van gieten komt niets, en de daarop
volgende dag ging hij met moeder de stad in
en toen hij - (huis kwam, was hij veel te moe
om nog de tuin in te gaan. En de dag daar
op kwamen er weer zoveel andere dingen tus
sen, dat hijhet vergat
Maar toen hij 's avonds in bed lag, dacht
hij er wel aan eh dat kwam zo.
Hij lag met zön gezicht naar het open raam
en wilde net inslapen, toen hij boven het ko
zijn een rood ding zag, dat bewoog. Het werd
groter en er onder uit keek het gezicht van
Pieter,- den tuinkabouter.
Natuurlijk, het was Pieter met zijn rood
mutsje op, die nu over dé vensterbank klau
terde, op de stoelnaast het bed toeliep en
parmantig ging zitten. -
Hij keek Tony aan en deze schrok, want de
anders zo vriendelijke kabouter/keek nu erg
boos. Tonv kroop een beetje- dieper onder de
dekens, maar toen klonk het opeens veront-.
Het was erg om te zien hoe alle bloemen
hun kopjes lieten handen en er. zo dor uit
zagen. Ja, nu Tony dat zag, stond hij toch
lelijk te kijken.
„Vooruit" zei Pieter, „hier is de gieter en
nu ga je keurig netjes gieten, net zo lang al3
ik het nodig vind. Dat je slaap hebt, kan me
niets schelen, hoor, medelijden heb ik niet met
je. Jij hebt het immers ook niet met je plan
ten gehad I Vooruit en schiet een beetje op.
E11 Tony sleepte volle gieters met water aan
en besproeide de planten, terwijl aan de hemel
de sterretjes lachten. En hij was zó moe en
hrj had zó'n slaap.
Maar Pieter was onbarmhartig.-,
„Alsjeblieft; bier is een hele hoek, waar je
nog niet geweest bent. En kijk die margrieten
eens, die snasken gewoon naar wat water."
En zo ging bet door tot eindelijk, na een
hele poos, zelfs Pieter tevreden was, en zei:
„Nou, je kunt weer naar bed gaan, want kijk
maar eens goed, nu 'ziet je tuintje er weer
heel wat beier uit en zelfs de bloemen die
al verdord leken, richten hun kopjes weer op.
Je hebt wel voldoening van je werk."
„Maar ik beloof je" en hierbij keek hij Tony
dreigend aan, „dat ik je, als je je tuintje weer
zo 'n tijd durft te vorwaarJooznn, nog eens uit
je bed kom halen. Welterusten!"
- En kalmpjes ging Pieter op zrjn plaats, mid
den' tussen de viooltjes, staan.
De volgende rdtrgên werd Tony wakker mét
de gedachte dat hrj wat uitgevoerd had die
nacht en opeens wist hij het weer. Die rare
Peter had hem daar midden in de nacht zijn
tuintje laten besproeien. Het was hard nodig
waardige!„Nee, jongetje, zo kom je met van
mij af. Waar heb jij gezeten de laatste dagen,
dat je geen tijd hebt gehad om naar je bloe
men te kijken 't Is een schande zoals 'die
stakkers er uit zien. Weet je wat, ga maar
eens gauw mee, dan kun je ze meteen gaan
verzorgen."
En resoluut pakte Pieter hem bij een arm
en dwong Item op te staan. En mopperend deed
Tony het.
„Maar Pieter, hoe kan dat nu Ik" hen in
mijn pyama: ik kan zo toch niet dé tuin in
gaan én als vader en moeder het zien,- nou,
dart zwaait er wat.1'
Pieter gaf hem niet eens antwoord, maar
trok hem mee en Tonv klom, net als Pieter,
over de vensterbank en slond toen in" de tuin.
Samen liepen ze naar Tony's tuintje toe- en
daar toonde Pieter hem, hoe slecht verzorgd
alles er uit zag.
geweest, daar niet van, maar prettig was het
niet.'Voortaan zou hij bet niet meer vergeten,
dat was zeker I-
Maar aan het ontbijt zei rader: „zeg Tony,
gisteravond, toen ik in de tuin! liep; zag ik
dat jij jouw tuintje helemaal verwaarloosdhad
en toen heb ik .hel maar eventjes water ge-
gegeven.",
Tony zei niets als „je vader", maar zodra
hij klaar wa3 met eten, holdé hij naar benéden
om eens aan Pieter, te vragen hoe het nu zat.
Maai" hoe hij ook vroeg, Pieter bleef stom
en gaf hem. geen antwoordhij lachte maar,
net als altijd en leek in niets op den Pieter,
die Tony vannacht had gezien. Nu was* hij
veel aardiger.-
Tony is er nooit achter gekomen of hij het
gebeurde, van de nacht gedroomd heeft,- of.
niet, maar een ding is zeker, nadien hebben
zijn planten nooit meer dorst geledenI
Wilt ge w-eten, goede vrinden,
Waar mij iedereen kan vinden?
- Zoekt mij waar ge bossen ziet
Want in steden kom ik niet.
'k Ben steeds in de kleinste woning
Evengoed als bij den koning.
Tc Woon ook midden in de zon
Evenzeer als in een" ton.
Nu zult ge. mijn naam wel, wetent
Zeg dan," hoé' ik wordt gebeten."
"*Q .iojpi :Sutsso|do
Róód van binnen
Zwart van ^buiten:
Altijd heefl bij honger,
Maar water kan hij niet verdragen.
•[aipwi op ^uissojdo
Hoe ver loopt een haas het bos in?
•jin loon jo ftq jdooj uujcnp
'st uo-ppiui pq ut ftq px :3utsSO[do
Wal slaat er tussen berg en dal?
•u© ofp.iooAt pq .3utsso[d0
Wat is het böMe ding?
•u©".o>| pq ïpnoq ©tp Tre.w op.Sitissoplo