I VOOR DE KINDEREN I Pang-Tai lieeft pech tr£ÏÏ& 0UR $01 Kattenconcert Jail was niét geklaagd voor zijn toela tingsexamen voor de H.B.S. Dat was een teleurstelling, waarover hij een beetje ver drietig was. Zijn vriend Frits had het wel gehaald, waarom moest hij nu juist zak ken"? Daar zat hij nu stil op het tuinhekje te dutten, toen hij een zacht, dringend gekrabbel aan zijn been voelde. Het was Pang-Tai, zijn peningnees, die, parmantig op zijn achterpootjes, zijn baas met zijn slimme stuiteroogjes onderzoekend aan keek. „Ga weg. Pang," bromde Jan lusteloos, „toe, schiet op." „Ik wou je wat vertellen," zei- Pang met een hoog, vreemd stemmetje, „mis schien dat het je kan' troostén." - „Kan jij praten? Dat heb ik nooit gewe ten." „Een beetje mensentaal kan ik wel spre ken," zei Pang bescheiden, „alleen je moét in de goede stemming zijn," om mij te verslaan. Als je gedachten met andere din gen bezig ben, merk je niet eens dat ik tot je spreek; dan denk - je alleen maar, wat bromt en keft die Pekingnees weer vervelend. Maar als je mij wilt ver staan, dan kan je het ook, evengoed, als ik precies begrijp wat jij bedoelt, als je mij iets vraagt of vertelt." „Daar heb ik eigenlijk nooit over nage dacht. Dat is waar ook, jij verstaat de mensentaal heel goed, dan is-het ook zo wreemd niet, dat je haar ook een beetje spreken leert „Nou," zei Pang zelfvoldaan, „iets bi- zonders is het eigenlijk, wel. Gewone hon den leeren dat nooit, maar ik ben een pekingnees, zoals je weet, en dat is toch ook geen gewone hondensoort." „O, neen?" informeerde Jan lachend „Neen," zei Pang heel beslist. „Dat heb ik eens een keer ondervonden,, en al is het ook al lang geleden, toch heb ik het nooit kunnen vergeten." „Hoe lang geleden," wilde Jan weten. „O, ik had toen nog nestharen en een staartje van de lengte van een stevige regenworm. Van mijn geboorte af gold ik nogal voor snugger. Ik was dé flinkste maal van school, dan helpen'zij de poli tie allerhande vermiste dingen weer op te sporen. Natuurlijk kunnen alleen maar de allerslimste honden het tot.politiehond bren gen en er zijn er geweest, die wereldbe roemd worden door bun grote schrander heid, zooals Rin-tin-tin, die zelfs nog voor de film gespeeld heeft, waarover de men sen in kranten en. boeken geschreven heb ben V Sinds dien dag had ik nog maar één doel voor oogen: ik wilde politiehond wor den. Daarom liep ik. op een goeden dag zoo maar het huis uit, op zoek naar de school, waar ik al die bizondere kunsten- zou kunnen leeren. Tjonge, dat viel niet mee voor het eerst heelemaal alleen in die drukke stad. Hoe vond ik die school nu? Het beste leek mij', om maar net als die echte politiehond te doen, die ik die De mensen zagen dat niet in Maar menschen zijn met slim „Mensch, zet je radio toch t&', Riep kleine Pieter Pim Miauw, miauw, miauw, Riep -kleine Pieter Pim. Mi net, de kleine lappenkat, Haar broertje Pieter Pim, Ze klommen samen op het dak Dat was een hele klim. Miauw; miauw, miauw, Dat was een hele klim. „Want anders 'hoor je aanstonds nfet Ons aller samenzang En dat is- voor je ontwikkeling Zeer zeker van belang. Miauw, miauw, miauw, Zeer zeker van belang. Tcxsb waren ze de eersten niet O, nee, uit heel de buurt Waren de kattenkinderen Naar 't hoge dak gestuurd. Miauw, miauw, miauw, Naar 't. hoge dak gestuurd. Met k zijn wij kleine vrachten, die in het Zuiden van Europa groeien; met p kun jé ons inlijsten en met d' zijn wij de inwoners van een provincie. v;> "oer -uaoiuaj{j /uojtiolid 'usjuani :Sutsso[do- Maar ach, die domme mensen Deden hun ramen toe, Eu zeiden: „Wat 'afgrijselijk Dat gomiauw, aboe! Miauw, 'miauw, miauw,- Prat gemïauw, ai>oe! Want daar gaf me ster Karei Een kat zo zwart als roet, Hen allen les in het zingen, Wat 'zong die Kareij goed Miauw, miauw, miauw, .Wat zong die Karei goed. .Ondermoeders paraplnie' '(Polygoon-Moské) "Zaterdag 2 Augustus 1941 TWEEDE BLAD PER SCHIEDAMSCM6 CXMJRA'NtT Pag. 4

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Schiedamsche Courant | 1941 | | pagina 8