Het Zwarte Paard j
Pag. 1 - No. 230,10
TWEEDE BLAD. DER SCHIEDAMSCHECÖÜRANT
Donderdag 12, Februari 1942
Dè Installatie van den Nederlandschen
Kultuurraad
Rede van
prof. dr. Snijder
DE HOEVE
(Vervolg van hot le blail).
Do Rijkscommissaris zette zijn redo als volgt
voort:
Kvomnin „als ecu Jooil,, al doet hij
nog zoo Duitsch o£ Nederlandse!), ook
Duitsche of Nedcilandsche cultuur kan
vooi tbrengen, evenmin kan een Duitscher of
Nederlander onder den invloed van een geest
on levenshouding, die in strijd is mot het ras,
werkelijk Duitsclie of Nedérlandsche cultuur
scheppen. Wet echter zat "ook hij den weg tot
do bronnen der - nationale cultuur kunnen te
rugvinden, wanneer elke vreemde invloed is
uitgeschakeld.
Op langen termijn beschouwd bestaan deze
moeilijkheden slgclits voor. ecu overgangstijd,
zoolang n.l., totdat do scheiding en de waai
de e ring daardoor -onproblematisch zijn gewor
den, doordat het eigene de boventoon hoeft
gekregen. Aangezien wij echter zekoi' zijn van
do waarde van ons bloed, verhouwen wij ook
op dit bloed. Dit vertrouwen doét ons hel
gevaar vermijden, door een „Beckmesserhou-
ding" hot initiatief op hot gebied der kunst
te dooden. Wanneer ik hierbij puiktische vooi»
beelden uit uw omgoving moet nemen, dan. ver
wijs'ik1 naar de maatregelen tot uilschakeling
van het Jodendom uit hot Nederlandsche cul
tureoio leven, welke op 'wettige wijze en mot
de oprichtingder Nederlandsche Kultuurkamér
zjjn genomen.
Van ons uit zijn deze maatregelen wel in
de eerste plaats ais de uitschakeling van onze
geboren vijanden uit het gebied der cultuur ge
dacht, welke uitschakeling in dezen totalen, alle
levensgebieden omvattenden oorlog noodzakelijk
is» Voor ons is zij derhalve eenpolitieke maat-,
regel, aan ugeft zij evenwel door haar indirecte
uitwerking "de mogelijkheid tot een cultuurpolitiek
van staatswege."
Het voornaamste middel voor deze cultuur
politiek ligt op het tweede gebied van werkzaam
heid, n.l. om den cultuurscheppenden, en hier. in
het bizonder wederom "de jongere generaties, op
taken te wijzen, die uit de gemeenschap voort
komen en die voor de gemeenschap moeten wor
den vervuld. Dit is een gebied, waarop men door
ge- en verboden weinig, door werkelijke begunsti
ging ook van materieelen aard, door raad en
voorlichting en door begrijpende.zorg voor de als
echt en vruchtbaar erkende waarden buitenge
woon veel bereiken -kan.
Een derde gebied van cultuurpolitieke werk
zaamheid voor den staat vloeit voort uit het
karakter van den staat als nationale opvoedings
instantie. Hier kan men nauwelijks meer van een
„gebied,' spreken, hier is sprake van de alge-
hecle functie van den-staat: Het gaat er om het
cultureele scheppen in zijn geheel zooals het uit
de gemeenschap van het volk is gegroeid, weer
voor de gemeenschap in te zetten, als middel voor
de opvoeding tot de gemeenschap
Gij zult u misschien de vraag hebben gesteld,
of wij heden ten dage in Nederland geen drin
gender en belangrijker taken te vervullen heb
ben. Zeker is het heden noodiger dan' ooit, dat
alle krachten, die bereid en in staat zijn verant
woording haar eigen volk en volkskarakter te
aanvaarden, deze verantwoording in de eerste
plaats op zuiver, politiek gebied op zich nemen
en hieraan voldoen en dat-.zij..zich .niet op ,de
schijnbaar; minder belangrijke „randgebieden"
zooals b.v.' dat der cultuurpolitiek terUgtiekken.
Ik zeg schijnbaar; want in werkelijkheid is het
zoo, dat de revolutie op het gebied der wereld
beschouwing op alle gebieden van het nationale
leven haar uitwerking heeft. Het is derhalve
geenzins zoo, dat de Kultuurkamer en de Kuituur-
raad nu in een als het ware luchtledige ruimte
zijn geplaatst in de verwachting, dat zich daar
uit wel iets zal ontwikkelen, zij hebben integen
deel reeds heden en zeker morgen een zeer be
langrijken rol te vervullen: zij moeten ertoe bij
dragen, dat de Nederlandsche cultuur zonder
belangrijk verlies aan haar gezonde substantie
den wkg tot haar volkschen oorsprong en haar
bronnen en daarmede den weg door de geeste
lijke en politiek omwenteling van onzen tijd
vindt.
De Duitsche ervaringen
- Naar aanleiding hiervan zou ik als Duitscher
u nog het een en ander willen zeggen, want wij
hebben op dit gebied een ontwikkeling doorge
maakt, die harder en ingrijpender was, maar ons
daardoor ook veel duidelijker en helderder deed
zien, dan hier te lande het geval was en is. Met
de practische ervaringen bij de organisatie, die
wij langs verschillende omwegen verzameld heb
ben en welke wij u op dit, zoowel, als op elk an
der gebied, gaarne ter beschikking stellen, wil
ik u ook essentieele ervaringen, welke mij on
langs mede tot de oprichting van dezen Neder
landschen Kultuurraad aanleiding gaven, mede-
deelen. Hiertoe behoort in de eerste plaats de
cultuurhistorische beschouwing van onzen toe
stand in het algemeen. Wij hebben een lange en
cultureele ontwikkeling'"achter ons vanjioog ge
halte en dikwijls valt het ons moeilijk te geloo-
ven," dat déze ontwikkeling nu als het ware een
einde gevonden heeft én dat wij, als is het dan
ook niet juist, dat wij van voren af aan beginnen,
toch een nieuw hoofdstuk moeten aanvangen.
Niet wij hebben echter aan de achter ons liggen
de ontwikkeling een eind gemaakt, maar zij zelf
heeft een eindpunt gevonden.
Herinneren wij ons slechts die stemming, die
haar uitdrukking vond in de meening, dat wij
noodlottig verdwaald en vastgeloopen waren, die
stemming van gebrek aan uitzicht, op eenige ge
zonde verdere ontwikkeling, waarvan ten slotte
de geheclc Europeesche cultuur doordrongen
was en welker gemeenschappelijke kenmerk een
ziekelijk en nihilistisch pessimisme was gewor-
den. Daaruit bestond slechts één uitweg:, de
terugkeer naar den eigen aard. Wanneer ik over
het conservatieve, t.w. het den eigen aard be
hoedend en ontplooiend karakter dezer revolutie
heb gesproken, dan bcteekent dit niet, dat deze
l evolutie tégen al het vreemde en schadelijke in
niet onverbiddelijk verder gaat. Daarbij kan het
niet vermeden worden; dat zij" ook veel waarde
loos maakt, hetgeen misschien voor onze an
deren nog waarde had, daaivoor ontdekt zij
evenwel weer andere oorspronkelijke waarden.
Wat in dit verleden echt en waaide vol was.
gaat niet verloten, integendeel: wij winnen hot
opnieuw, doordat wij hot uit allo oprechtheid
opheffen on aan dit onvergankelijk cultuurgoed
tlo' hom toekomende plaats en tang verzekeren.
Evenmin als" echte cultuur uit do politieke
conjunctuur kan groeien, evenmin kan zij ook
als hel waro van hoven af hevolon worden.
Zij moet van ouder af groeien. Gij zult telkens
opnieuw veel moed en een taaien moed moeien
betoonen, want dozo gioei kan slechts langzaam
plaats vinden en wij moqlen et ons ook bij
neerleggen, dat hot onkiuid sneller grooit dan
de vruchtdiagcndo plant, Voor afzonderlijke
takken van cultuur laten zich wel richtlijnen"
olpstcllen, vólgens „welke zij zich moeten ont*
wikkelen en ontplooien, 'maar juist tiu de
kunst kan men geen dogmatische oischcn of
zelfs programma's opstellen^ De 'kunstenaar,
die niet zooveel scheppende intuïtie, d.w-.z. diep
inzicht in het wezen deir dingen en dei' ont
wikkeling heeft, da't hij, uit eigen beweging
do teekenen des tijds begiijjll en de toekomst
spekt, zal ook niet van buiten af tot het bek
leven van zijn tijd, gebracht kunnen worden.
Zeker wij hebben zoor bepaalde voorstellingen
b.v. betreffende het drama of de beeldhouw
kunst en in het algemeen van alle kunstuitin
gen, die bij ons passen en aan onze eischen
voldoen, wij kunnen echter do vervulling van
deze vooistollingen niet afdwingen of ook maar
bespoedigen, tic iegel, dat de kunstenaar zijn
lijd altijd vooruit is, beeft geen algemeenc gel
digheid; hij is ze)fs twijfelachtig in een tijd, die
als de onze zicli dagelijks als liet ware zelf
voim geeft en wiens wezen en grootheid zoo
duidelijk zijn, dal deze waarschijnlijk in liet
geheel niet eerst de artistieke vormgeving van
noode hebben, om tot het begrijpend bewustzijn
van den tijdgenoot door te dringen. Wel echter
zullen de nabestaanden, die dezen .tijd met
zelf medebéicveii, zijn wezen en zijn gioothetd
slechts uit een artistieke vormgeving kunnen
navoelen. Dit is de taak, die voor den kun
stenaar van lieden en morgen is weggelegd.
Hat scheppen van kunst in dezen tijd
En hier zou ik ook nog een kwestie willen
aanroeren, waardoor wij ten toestapd van de,
kunst in onzen tijil misschien het beste begiij-
pen. Deze tijd steit zulke hoogo eischen op
elk gebied van den strijd om het bestaan, in
de eerste plaats dus op direct politiek, .op
militair en economisch gebied, hij eischl eèn
zoo enorme inspanning van allo krachten voor
deze zeer dringende taken, dat het nauwelijks
denkbaar is, dat ergens nog -een» overschot
aan kracht vrij zou kunnen zijn. 1
Dit overschot is er" inderdaad. Wanneei wij
liet voortbestaan en zelfs do vermeerdei ing
van ons 1 cultureelo leven ondanks den oorlog
en juist in don oorlof als een kenmerk van
onze kracht en van nog biuak liggende kracht-
reserves aanmerken, dan heeft dit oen goede
reden.
ik sprak daarover, aangezien wij ons er in
deri huldigen toestand rekenschap van moeten
geven, dat een zoo hoog overschot van on
gebonden -kracht, als voorwaarde en eisth is
voor de groole artistieke picstatie, voor het
groole kunstwerk misschien niet aanwezig zal
zijn en dat wij van onze generatie, die zich
in een geweldige spanning bevindt en zich
daarin ter "wille van do toekomst misschien
ook moet opgebiuiken,' waarschijnlijk in het
geheel met zulke prestaties kunnen verwachten.
Gij zult deze uiting beslist" niet verkeerd ver
staan als een soort "cultuurpessimisme, wanneer
ik tegelijk eraan toevoeg) dat juist deze tijd
en zijn buitengewoon diep beleven zelf weer
geweldige en op liet oogenblik in het geheel
nog niet te overziene krachten opwekt. Ook
geldt dit met. op dezelfde wijze voor alle ge
bieden der kunst.- Zoo zullen de kunstvormen
welke in een diiect en elementair verband met
do macht ook in politieken zin staan, in het
bi/onder de architectuur, eerder hun gedenk-
teeken van dezen tijd kunnen oprichten, doordat
zij zijn wezen zichtbaren vorm vorleenen, dan
dat dit eventueel b.v. in de muziek mogelijk
zal zijn, die- zich liet allerminste van buitenaf
lcat beïnvloeden. -
De nieuw te yormen gemeenschapsstaat moet
zich met al deze, rechter? en plichten tot een
hooger begrip van verantwoording samenvatten
de, opgaven bezighouden. Om op het gebied van
de cultuur zijn doel te bereiken, moet hij voor
de beide bovenbedoelde gebieden van werkzaam
heid het groeien van de cultuür uit de ge
meenschap en het werken ten behoeve van de
gemeenschap van bizondere middelen gebruik
maken. Deze bizondere instellingen zijn nu ook
in Nederland met de oprichting en den opbouw
van de Nederlandsche Kultuurkamer en nu met
de inwijding van den Nederlandschen Kultuur
raad gegeven, nadat reeds eerder door de op
richting van het departement voor volksvoor
lichting en kunsten de voorwaarde voor het
voeren van een cultuurpolitiek van staatswege
vervuld werd.
De functie van de Kultuurkamer
Boven sprak ik van de cultuurpolitieke maat
regelen van den staat, voor welke de voorwaar
den in zooverre zakelijk vaststaan, als het on
derheid tusschen positief en negatief, tusschen
waardevol en schadelijk absoluut vast staat. De
Kultuurkamer voert deze maatregelen uit. Zij is
daartoe uitgerust met beschikkingsbevoegdheid
en zelfs met een beperkte, bevoegdheid om'straf
fen op te leggen. Waar het er in het geheele
cultuurleven om gaat, te oordeelen over goed
en slecht, over de vraag of iets al of niet'waard
is bevorderdte worden, kortom overal waar
sprake is van een mateiicele waardeenng op het
gebied van de cultuur, daar vervult de Kultuur
raad zijn tweeledige functie, kritiek en initiatief;
Nu is het niet zoo, dat deze functie in het Ne
derlandsche cultureele leven slechts 'door den
Kultuurraad zal worden vervuld, deze moet haar
slechts als de hoogste instantie en met de hoog.
I ste verantwoordelijkheid uitoefenen als het cultu-
j reele v geweten, ,van de natie. y
I De Kultuurraad^ heeft geen andere belangen te
vertegenwoordigen; dan die van het geheele Ne
derlandsche cultureele leven.» In deze posiX:
heeft de Kultuurraad het'karakter van een niet
onder een bepaald ministerie staanden raad van
bijstand, die uit hoofde van zijn ervaring en zijn
verantwoordelijkheidsgevoel het geheele staats
bestuur en daarenboven alle Nederlandsche cul
tuurinstellingen ódviseerend terzijde "staat, die
van haar .kant den Kultuurraad de mogelijkheid
van waarneming, 'jadvies en initiatief hebben te
verleenen. Zijn eigen autoriteit berust evenwel
niet op een nevelende bevoegheid.Nmaar op de
persoonlijke en jzakelijke' autoriteit 'en prestaties
van elk zijner leden. De Kultuiirraad is derhalve
ook geen lichaam, 'dat met meerderheid van stem
men beslissingen neemt. De meening van elk lid
is evenveel waard.en wordt uitsluitend bepbald
door haar zakelijken inhoud. Het is geen .ver
mindering maar een verhooging der beteekenis,
wanneer ieder (Zeggen kan, dat zijn meening be
slissend kan zijn,1 niet omdat zij de in
stemming van meerderen- gevonden heeft,
maar omdat zij, ook al is zij misschien alleen ge
bleven, toch van doorslaggevende beteekenis was.
Het inwinnen, de keüze en de samenvattting van
deze uwe meening-vindt plaats doorduwen pre
sident. Deze staatin zijn functie in den rang
van een secretaris/generaal het geheele staats
bestuur terzijde. Ik,ben er mij van bewust, dat
het op zich némen,' van een zoodanige verant
woordelijkheid" juist heden' misschien bizondcren
moe'd, in elk geval echter een belangrijke zeker
heid van zichzelf 'eti een zeer sterk gevoel voor'
den weg en 'de "toekomstige ontwikkelm van
het Nederlandsche (volk en zijn cultuur vercischt.
Ik twijfel er "echter niet aan, dat de benoem
de mannen deze kracht zullen hebben en hun
taak tot het .welzijn van hun volk op juiste
wijze zullen* vervullen, hoewel zij misschien ge
durende langen tijd geen dank en misschien ook
geen waardeering"érvoor zullen oogsten.
Ik ivh mijn. uiteenzetting niet sluiten zondei
nog opeen .vjaaaj in, te gaan, die nauw ver
band houdt mot ('datgene, wat ons „.hier te
zarnen' brengt. <Qp de vraag- n.!, wat mij
als vertegenwoordiger der bezettende overheid
dil land aanleiding heeft gegevoif met do
instelling van den-1 Nederlandschen Kultuurraad
een daad te stellëü; welke ook naar mijn be
doeling uitsluitend1 do bevordering en ontwik
keling van het- Nederlandsche volk moet die
nen. De daad, die wij heden hebben verricht,
komt slechts jnzooverre voorb uit een be
lang van de bezettende overheid) als deze hij
een zoo geregeld) mogelijken voortgang van
het geheele leven 'in hot bezette gebied ook
onder do veranderde omstandigheden geïnteres
seerd is en hiertoe,behoort in de eeiste plaats
ook het geheele cultureele loven, dat buiten
gewoon sterk jiit, het evenwicht was geraakt
en dcihalvc een 1 bevordering, die met vee!
begrip le werk moet gaan, van noode had.
Do dicpeio en veidcie beteekenis van deze
daad ovenwei leert gij dan kennen, wanneer
gij hem niet ais eon bestuursmaatregel der
bezettende overheid beschouwt, maar indien gij
mij daarnaast als den vertegenwoordiger van
het Duitsche lijk ".als hel Germaansche leem-
.land ziet Als zoodanig heb ik u gezegd,, dal
wij n niet alleen, de practische maar ook
dediepere en essentieele ervaringen ter be
schikking willen (stellen, waarbij ik, als ver
tegenwoordiger uijsluitcnjl van de. bezettende
overheid, nauwelijks een interesse zou kun
nen. lab.n gelden.1
Wanneer 'de instelling van den Nodcilahd-
achcir Kultuurraad, -in de toekomst ;werkcl,i]k
een mijlpaal in> dé ontivikkejing van het Ne
derlandse he cultureele loven bcteefeent, wan
neet' zijn arbeid eitoehhijdraagt, dat de Ne
derlandsche cultuur uit den voedingsbodem van
het las ca hot volkseigene vruchtbaar grocii,
dan opent deze daiul tegelijk on noodzakelijker
wijs ook den weg naar do gemeenschap van het
gelijke bloed, die reeds heden door de ge
beurtenissen der laatste jaren tot bon uiterlijke
lotsgemeenschap is geworden. w
In dezen zin Iieb ik als vertegenwoordiger
van het Duitsche Kijk lot u gesproken en
de wenschen voor een vruchtbaron on succes
vollen, arbeid, die ik u zou willen medegeven,
zijn wensclien uit het diepst van mijn" hart,
want lmn vervulling is een vervulling voor
ons allen.
In antwooid op do rede van den Rijkscom
missaris sprak hierna piof. dr. G..A. S. Snijder,
presiden! van den Nederlandschen lvultuuriaad,
in het Nedeilandsch:
„Mijnheer de Rijkscommissaris,
U hebt den Nederlandschea Knlluurraad het
cultureele geweten van het Nederlandsche volk
genoemd en daarmede zijn grondslag en zijn
taak aangewezen. Grondslag kan steeds slechts
'hel in zijn geheel zijn, de Nederlandsche
na niet in staatschen zin, maar in de oor
spronkelijke beteekenis eener gemeenschap door
gelijkheid van ras innerlijk en uiterlijk ver
bonden,, en door een-gemeenscliapjielijk beleven
van haar geschiedenis tot een bewuste eenheid
gowoiden.
Wiij doelen -met het Duitsche volk onzen aard
en oris bloed De-gèschiedenis van het Duitsche
volk is echter slechts ten deelo ook do onze,
en juist de laatste eeuwen hebben geleid tot
een toenemende verwijdering, welke zijn grond
in de zeer sterke historische belevenissen van
onzeh tachtigjarigen oorlog, onzen opsknul te
gen een overheersching, die niet met onzen
aard strookte, vond, die dan tot een vervreem-.
In de warenhuizen ie Si. Pancras en om
geving hccrschl con groole drukte mei hol
irekken vau lomaienplantjes.
IJezé worden thans, nu jze, „potrijp" zijn
geworden, .in kleine pol]es geplant. In
speeiaal hiervoor verwarmde trekkassen
Slaan de duizenden plantjes thans te trek
ken en zullen over eenige maanden de heer
lijke vruchten voortbrengen.
Het pollen van de jónge plantjes.
(Polygoon-Kuiper)
45
DOC v N. K.
„Houd jo, mond", siste hij dreigend, met een
van woede verbleekt en verwrongen gelaat.
„Die oude vtouw daarbuiten hoeft niet alles
te liooren". Hij greep Nora bij „de schouders
en schudde haar heen en weer) ,,tk ben de
haas over dit huis en jij bent mijn vrouw. Je
hebt niets anders te doen dan mij te gehoor
zamen. Ais jo dat nalaat, zat ik wet een
middel vinden om jc er too te dwingen." Be
grijp jo dat goed?"
llij duwde haar ruw van zich af en zij viel
op een divan. Toon zij zich wal heisteld
had, zag zo liem nog juist door den tuin
naar het melkhuis loopen, waar hij Van Wa-
veren zeker .vinden zou,
Nova bleef met gebalde vuisten staan. Wat
kon zij doen? IWat kon een vrouw tegen zoo'n
man doen? Zo wist, wat haar nu te wachten
stond, Bovrijd van de vices voor do terugkomst
van Jacob Brakman, zou Louis de boerderij ge
woonweg leeghalen en jilles waarop hij de
hand kon leggen in gold omzetten, om daar
plezier van te maken.
Deze gedachte vei vulde liaar met i evneöering.
Daarom was lig met haar getrouwd. Hij had
in geldnood gezeten .en had don gemakkelijk-
sten weg genomen om. het !o krijgen.
- Nora had odder een dieperen indruk op haar
ding werd, Welke de laatste jaren bovendien nog
door een-angstpsychose werd belast".
llieróp schetste spr. hoe juist deze ver
vreemding tot oen bovenmatige waardeering
van het begrip „staat" leidde, ten gevolge waar-
'van de beteekenis van liet volk miskend werd
eu de overtuiging, dat oen volk een eeuwig
wordend, zich vernieuwend wezen is, dat, gelijk
ieder levend wezen naar zelfverwerkelijking
stieeft, verloren ging. Deze ontwikkeling werd
dan nog verhaast door factoren van uftetlijken
aard als industrialiaeering en vlucht naar do
groole sleden, waardoor het probleem der
„massa" ontstond.
Zorg voor de volkswaarden
„Daar ik overtuigd ben, dat al wat men voor
cultuur kan" doen van een gezond vólk dient
uit to gaan en in een gezond volk ook slechts
zijn grondslag kan vinden, is het mij een bi
zondere voldoening, dat u juist ook de zorg
voor do volkswaaiden (Volkstumpflegc) als be-
hoorend lot liet gebied vaa den N.K.R. hebt
aangewezen. Wij zullen dnaiaan bi/.ondere aan
dacht wijden cn het als oen onzer voornaamste
taken boschouwen, het volkschc bewustzijn van
dcu Nederlander weer aan te kweeken en aan
te slerken. Daartoe zal het in de eerste plaats
noodig zijn den Nederlander te bevrijden uil
zijn krampachtige, op den staat ingestelde be
wustzijnsvernauwing en hem terug te leiden
tot de mime binding aan zijn volk. Ook daar
om is het van belang, de verbondenheid als
volk, dio tusschen het Duitsche en het Ne
derlandsche volk aan deze en gone zijde der
staatsgrenzen bestaal, weer tot bewustzijn to
brengen. Dat wil geenszins zeggen, dat wij
eeri versmelting beoogen. Een dergelijke op
lossing van hol probleem zou een groot verlies
bclcekenon cn het zou ook niet in den zin
van den Fiihrer zijn, wanneer op die wijze
de rijkdom der Oormaansche verscheidenheid
lichtvaardig werd prijsgegeven.
Gij zelf,- mijnheer de Rijkscommissaris, hebt
ons immers liet woord van den Fiihrer gebracht,
dat luidde: „Niemand zal gelukkiggr zijn dan
ik, wanneer wij in de menigvuldigheid en ver
scheidenheid van de Germaansche ruimte in
Europa de oude Nederlandsche cultuur tot een
nieuwpu en lioogen bloei zien opgroeien en ont
luiken".
Deze verzekering onzer cultuieele zelfstandig
heid, welke de leider der N.S.B. als kostbaar ge
schenk van den Fiihrer onlangs heeft bekrach
tigd, zullen wij hoog schatten en behouden. Maar
deze zelfstandigheid mag niet opnieuw tot een
scheiding tusschen onze volkeren leiden".
Het eigene en het vreemde
„Verhooging der eigen kracht op grondslag der
volkswaarden schijnt mij de taak der N.K.R. te
zijn. Ik leg den nadruk up eigen kracht.
En juist bij de beslissing over de vraag wat
eigen, wat vreemd en wat verkeerd is, moeten
wij ons bewust blijven van onze door u ge
stelde taak, het geweten van het volk te ver
tegenwoordigen. Wat is geweten? Het geweten
is eenvoudig het absolute, nieiT aangeleerde, maar
aangeborene weten zonder meer, het weten,
dat zich bij den enkeling op goed en kwaad, bij
een volk op juist en verkeerd richt. Het is een
bijna instinctief weten, dat waarschuwend of ge
biedend verhoedend, maar ook aanzettend zich
doet gevoelen. Zoo dient ook de taak van den
N.K.R. niet slechts een het verkeerde verhinde
rende, maar ook een het juiste bevorderende te
zijn."
Vervolgens stelde spr. de vraag: wat is juist,
wat is verkeerd? en betoogde, dat het niet moge
lijk is uitsluitend uit een beschouwing .van. bet
verleden het wezen" van. het Nederlandsche volk
te kristailiseeren en dat als, maatstaf van Juist of
verkeerd te nemen.
Historisch bezien, vertoont de Nederlandsche
cultuur tal van radicale wendingen. Aanschouw
de kathedraal van Den Bosch, het Amsterdam-
sche raadhuis van Van Campen en de Beurs van
Bei lage en men ziet een verschil zoo groot, dat
men zich haast zou kunnen afvragen of hier het
wezen van een cn hetzelfde volk tot uitdrukking
komt. Niettemin voelen wij dit als iets eigens.
„Maar in dit eigene weerspiegelt de,geest van
den tijd, waarin het vorm kreeg en juist dit be
wijst ons, hoe levend ons volk was, hoe vol
zijn antwoord op den roep des tijds klonk. Zoo
blijkt dus dat het Nederlandsche volk over een
rijkdom van mogelijkheden en vormen van uit
drukking beschikt. Zeer verkeerd zou het nu
zijn. wanneer men vioegere uitdrukkingsvormen,
of zelfs een bepaalde, tot de alleen mogelijke en
adaeguate wczensultdrukking van ons volk vei*-
klaarde, zooals dat in de laatste jaren al te Vaak
geschied is en ook nu nog vaak gebeurt. Juist
de veelheid van vormen leert ons dat het niet
op den vorm, maar op het wezen aankomt."
„Wij zullen ons dus niet met een historische
beschouwing tevreden mogen stelien, want deze.
gericht op het verleden, kan ons selchts een be
perkt begrip van het Nederlandsche wezen
geven."
Welke richting
Spr. betoogde,vervolgens, dat wij van het in
zicht uit moeten gaan zelf voor alies lid eener
gemeenschap te zijn; slechts dan kan in onze
stem ook die van ons volk .klinken, slechts dan
kunnen wij de richting waarin het geheel zich
beweegt, aanvoelen.
„Richting" kan men echter slechts erkennen
als men voorwaarts blikt en een doel voor oogen
houdt. Wanneer wij de richting, die ons volk
nemen zal, omdat het m o e t, kennen, zoo zul
len wij misschien moeizaam den weg moeten
zoeken, maar missen zullen wij hem niet, ook
al zouden wij hem moeten banen.
flet verleden heeft ons geleerd, dat de «eg
van het Nederlantlsclio volk niet rechtlijnig ver
loopt. En zooals ieder onzer in zijn eigen
echtgenoot, gemaakt dan zij vermoed le. Toen
hij de melkschuur beieikte, was Van Waveion
daar nog niet teruggekeerd 'van de tweede rit
naar llontorsbepg.
la \roeger dagen zou Maaitoa al veel center
lenig geweest zijn om loo to zien op het werk
op do boeidorij, maat Van Wateren hield zijn
gemak, llij bracht altijd een uur in De Zwaan
dooi, naar lnj do ontvangsten van dien morgen
berekende en naging hoeveel hij zich zonder ge
vaar kon toeeigonen. Tevens .moest het kasboek
dat hij bij zich dioeg „gecureerd" worden, zoo
als liij het noemde, zooilat zijn diefstallen niet
spoedig zoudgn worden ontdekt.
Van \V.-i veten veryiël van kwaad tot erger.
De slapheid' van Nora had hom op het verkeer
de pad gebracht en, thans betrad hij dit zonder
aarzelen,; daar hij wist dat de nieuwe baas
even schuldig was als hij zelf.
Louis Witndman kreeg tijd tot nadenken en
zijn gedachten maaklen hem onius'ig. „Ik zal
naar de politie gaan", had Nora gozogd en het
wooul „politie" had in de ooien van Louis
Windman een onaangenamen klank.
Alleen een geheel Wanhopige vrouw kon er
aan denken om naar do politie te gaan en le
vertellen dat luiar echtgenoot een dief was, en
al klonk hot aanvankelijk als een dom dioige-
ment, hoe meer hij er over nadacht hoe minder
liij dit" denkbeeld waardeeren kon.
Louis was 'zelf advocaat en hij had een ge-,
zonden afkeer van do justitie. Hij had zlcli aan
vclo handelingen vaij twijfelachtig karakter
sclmldig gemaakt, maar hij had er steeds zorg
voorgedragen, alles te vermijden wat" nan de
gevangenis deed denken, en hij hesef'e. dat zijn
leven keerpunten heeft gekend, ,zoo staat ook
het Nederlandsche volk. heden aan een keer
punt en moet in het onbekende en ongewone
zijn weg zoeken. Het was steeds onze Dols,
dat ons vo Ik" zicli eens een eigen weg ia
do wcroh. gebaand heeft. Wie thans begrijpt,
dat hier oen nieuwe wereid ontslaat, die heeft
d epliclit, den nieuwen weg to zoeken en te
heipon lianen."
„Wanneer hel uw bedoeling is, dat de Ne
derlandsche Kultuurraad liet cultureelo geweten
van hot Nederlandsche wik is, zoo kan deze
dit slechts zijn, wanneer hij positief tegen
over de beslissing van het lieden staat. Daar
door wordt ons onze richting aangewezen. Wij
zien do gebeurtenissen niet als „vorandeido
tijdsomstandigheden", maar gelooven aan een
hoogero leiding, die zich daarin verwerkelijkt.
Aan dit inzicht ontteenon wij den moed ook
de consequenties tc aanvaarden en de ver
plichting mede te werken, mede le handelen
en te leiden
U zutl heden geen concrete plannen van mij
vi-rwaclilen Wij zullen steeds dat doen, wat
ons dienstig schijnt tot het hoogere doel en
in overeenstemming met de richting van het
geheel. Daardoor lioopt de N.K.R. het best
het Nederlandsche volk en dat niet alleen
'o dienen. Dal u den N.K.R. liebt inge
sted 1 om de belangen van de N o d c r I a n d-
sclie cultuur te behartigen, is ons een be-
wijS, dat ook gij overtuigd zijt, dat voor liet
nieuwe Europa een zelfstandige Nederlandsche
cultuur een waardevol en onontbeerlijk bestand
deel zal zijn.
In deze overtuiging vatten wij onze taak op,
vinhouwend, dat hot .Nedeilandsche volk, wan
neer hel eenmaal zijn weg gebaand, zijn plaats
in dn nieuwe gemeenschap veroverd heeft, den
Fiihrer, die ons allen do nieuwe wegen wijst
en thans het lot van Europa in zijn sterke
handen houdt, en u, mijnheer de Rijkscommis
saris, als den voltrekker van '(ju v.i', dank
baar zai zijn.
De Nederlandsche Kuituurkring
Hierna begioette prof. Snijder de commissa
rissen-generaal cn de secretarissen-generaal en
richtte hij meer in het bizonder het woord
lot do loden van de eind 1910 door hem
opgerichlon Nederlandschen Kultnurkring.
Dames en lieeren,
Hel is ai meer dan oen 'jaar geleden, sinds
wij voor het eerst bijeenkwamen en er is in
dat jaai veel gebeurd. Van den beginne af
aan hebben wij gestreefd naar samenwerking
mc-t de bezeilende overheid, omdat wij inzagen,
dat dit do weg was voor ons volk, op grond
van ons „verleden, onzen' ingeboren aard en
mei het oog op 'onze toekomst, die wij niet
anders dan in een groot Europeesch verband
kunnen zien De grondslag van deze samen
werking als gelijkgerechtigde partners, ligt in
ons zelfbewustzijn als Nederlanders en de er
kenning daarvan door do Dnitschcrs, die in
het nieuwe Europa do leiding zullen bobben.
'Wij kunnen deze leiding te gerecder aanvaar
den, omdat ons niet eens, maar herhaaldelijk,
onze cultureel ezclfslandigheid, dat wil zeggen,
ons beslaan als zelfstandig volk is toegezegd.
Wat kor noodzakelijkci zijn, dan een orgaan
le scheppen, dat, hel Nederlandsche, cultuurle
ven vertegenwoordigend, tevens het vertrouwen
van liet hoogste gezag iu ons land bezit. Zoo
is de Nederlandsclio Kultuurraad ontslaan: bet
cultureele geweten van bot Nederlandsche volk.
Dat wil dus zoggen, dat de Kultuurfaad*in de
eerste plaats een»-Nederlandsche instelling is,
die, als een geweten, een waarschuwende stem
kan doen hooien, wanneer Nederlandsche cul-
Uuubelaijgen liedicigd worden, van 'welke zijde
ook." Maar*liet geweten verhindert niet slechts.
Belangrijker is, dat het aandrijft tot handelen-
leu goede. De taak van den Kuiluurraad is der
halve raadgevend in alle opzichten, maar an
derzijds zijn maatregelen getroffen, dat de raad
van den Kiiltnucraad inderdaad ook gehoord
worde en niet lichtvaardig terzijde worde
gelegd.
De stem van het Nederlandsche volk wordt
vertegen» oouligd door de leden van den Kul
tuurraad, die den jircsident terzijde staan. Ik
weet wel, dat enkelen, die zicli zelf ais de
coiyphaeën van do Nederlandsche cultuur be
schouwen en door velen ook zoo beschouwd
worden, onUneken. Maar de Kultuurraad is naar
andeie gezichtspunten en op andere wijze dan
door het eienredig kiesrecht samengesteld: de
criteria, die gegolden hebben sjijn die van
do'toekomst, niet die van gisteren.
Ik weet ook dat enkelen, die ik hier gaarne
gezien had, zicli uit persoonlijke overwegingen
onttrokken hebben aan een gemeenschapstaak,
waarvan wij het algemeen belang zeer wel
inzien.
Des te meer waardeer ik liet, mijne heeren
leden van den Kuitumraad, dat gij niet ge
aarzeld helit, uw taak ia het belang van ons"
volk en onze cultuur op u te nemen. Ik dank
li vooi uw bereidwilligheid en verantwoorde
lijkheidsbesef.
Op den duur zal het noodig zijn, het aantal
leden van dit college uit te breiden, want al
hebben wij niet bij elk onderdeel onzer taak
een specialist noodig, op verschillendo belang
rijke gebieden zal nog moeten blijken, wiens
stom het meest verdient gehoord le worden.
■R'lij allen, mijne boeren leden van dén Kul
tuurraad, moeten open staan voor de verlan
gens en wenschen, die in ons volk leven. Een
punt wil ik bier in het bizonder noor voren
brengen. Gij, medewerkers van den Nederland
schen Kultuurkriiig, die destijds den moed uwer
overtuiging bezeleii hebt, neemt een bizondere
plaats in. liet is mij een behoefte u de verze
kering te geven, dal u in liet lnzondcr steeds
een open oor voor uw gedachten en wenschen
in den Nedoxiandsclien Kultuurraad zult linden.
positie nu veel gevaarlijker was.
Nora's oom moest een testament hebben ge
mankt en lnj wist niet waar zicli dat bevond.
Had de oude man baar tot zijn erfgenaam ge
maakt? Dat was toch bijna zeker, want Louis
had haar nauwkeurig ondervraagd en zij scheen
geen andere familie to hebben.
Maar zou de oude man cle boerderij misschien
aan Maarten de Roever hebben vermaakt?
Neen, dat was onwaarschijnlijk. Dio oude boe-
remlienschen waren veel-te veel op de familie
gesteld Misschien had hij Maarten een legaat
nagelaten of had hij hem beheerder 'van de
boerderij gemaakt en hem een aandeel in de
winst gegeven, maar hot land en do goederen
zelf waren ongetwijfeld voor Nora. Waarom
zou Jiij het dan stelen
Louis grinnikte. Wat was hij dwaas geweest.
Het was niet noodig om met Nora te twisten en
een risico tc nemen; hij behoefde slechts voor
haar naar den notaris van den ouden man- te
schreven en een afschrift van het testament
te wagen.
„Het is eenvoudig genoeg", zei hij tot zich
zelf, „ou ik bereik er hetzelfde mee. Ik moet
wat geduld oefenen en alles zal van mij zijn",
Louis wandelde, in gedachten verloren, lang
zaam naar hel hui? terug. Misschien zou het
verstandiger zijn vrede met Nora te sluiten.
Als hij haar tegen zich kreeg, werd ze misschien
kopjiig en kon ze weigeren om. hem naar wille
keur mét haar eigendom te laten omspringen.
Hij glimlachte bij de gedachte, want Loms twij
felde niet aan zijn vaaidigheid om do vrouw
waarmee hij getrouwd was, to .belroerschen.
(Wordt vervolgd).