De vlegeljaren van Schiedam Er is geen periode in de geschiedenis van Schiedam, die zo ver ward en moeilijk begrijpbaar is als die welke samenvalt met het laatste gedeelte van de in 1795 abrupt afgebroken regering van de Prins Erfstadhouder Willem de Vijfde. Het is een tijd, die zich kenmerkt door grote geestelijke en in dustriële vooruitgang ener- en maatschappelijk verval anderzijds. De welvaart steeg -zeker in het zich sinds kort tot brandersstad ontwikkelend Schiedam- als nooit tevoren, maar misschien als gevolg daarvan kan voor het eerst in de geschiedenis worden gesproken van een politieke verdeeldheid der burgerij die, even zeer als de decadentie der regenten, het voortbestaan van de Republiek ernstig bedreigde. Voor het gevaar dat de patriotten vormden kan men de toenmalige maatschappij verantwoordelijk stellen.Het gebrek aan een grond wet [welke pas in de eerste helft der 19e eeuw tot stand kwam], die voor elke politieke groepering geldt als fundament voo'r haar stre ven, maakte het bestaan van een hechte patriottische partij onmo gelijk, hetgeen, tezamen met de afwezigheid van een deugdelijke leiding,anarchisme in de hand werkte. De aristocratische regeringsvorm, waarbij staats- en gemeenteza ken geheel buiten de burgerij om werden beslist, vergrootte de onderlinge spanningen bovendien. Mede als gevolg van deze ontwikkeling moet de Geheime Onderlin ge Conventie der Vroedschappen, die in begin november 1782 gereedkwam, worden gezien. Deze conventie onstond uit een voorstel van drie vroedschappen;Jan Jacob Mispelblom Beijer, Eduard Jacob Penning en Leonardus den Beer, en beoogde het prinselijk recht tot aanbeveling van personen voor vacante vroedschapsplaatsen af te schaffen. Een bepaald heldhaftige daad, Bijna alle patriottische stadsregeringen, gebruikmakend van de toenemende impopulariteit van Willem V, trachtten zich op één of andere manier aan de stadhouderlijke macht te onttrekken, het •geen zelden stuitte op werkelijk verzet van de prins, die, een slecht leider van de "reddeloze en redeloze" maatschappij, zich liever terugtrok in zijn studeervertrekken dan heetgebakerde regenten te woord stond. Hoewel het geen veelomvattend voorstel was zaten de burge meesters Schouhamer, Heereman en Tromer, bij wie het voorstel werd ingediend er lelijk mee in hun maag. Het enige waartoe zij

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1975 | | pagina 14