T elegraafkantoor
fïceerde W.C. Bijl de Vroe en de 5 brievenbestellers: D. Clauser, J.M.
Bruinsdijk, J.J. Graven, M. Göbel en H.H. Brinkhaus. De bestellingen
vonden 9 maal per dag plaats. Op zondag waren er maar 3 bestellingen.
Het postkantoor was geopend van 07.00 - 08.15 uur, van 10.00 - 16.30
uur en van 17.00 - 20.30 uur.
We weten nu hoe het gegaan is met de huisvesting van het postkantoor
over een aantal jaren, maar hoe stond het er voor met het telegraafkan
toor
Schiedam was reeds in 1853 verbonden met de "binnen en buitenlijnen".
Wanneer men een telegram wilde versturen, moest men naar het station.
Dit was dus de telegraaf van de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschap
pij, die in verbinding stond met de lijnen van de in 1852 in werking ge
treden Rijkstelegraaf.
Reeds in 1854 was de Kamer van Koophandel begonnen over de vesti
ging van een telegraafkantoor hier ter stede. De handel zou daar zeer mee
gebaat zijn, doch er waren enkele moeilijkheden.
De gemeente moest een lokaal beschikbaar stellen en het ontbrekende
aan de ontvangst van f. 2.000,- 's jaars aanvullen.
Een lokaal wilde men wel beschikbaar stellen, doch aan de andere voor
waarde wenste men niet te voldoen. Men was bang dat de gemeentekas
jaarlijks bezwaard zou worden door een steeds terugkerend tekort.
De Kamer van Koophandel moest zelf maar proberen de bepaalde ga
rantiesom bijeen te brengen. Indien handel en industrie zo gaarne een
telegraafkantoor wilden, dan moesten zij daar ook maar iets voor over
hebben. Het gemeenteraadslid, de heer A. Knappert, veronderstelde
dat het toch niet zo moeilijk was om dat geld bij elkaar te krijgen.
Alleen het ontbrekende bedrag aan de f. 2.000, - 's jaars zou betaald moe
ten worden. Hij geloofde dat het niet eens nodig was om geld bijeen te
brengen, omdat de ontvangsten boven de f. 2.000,- zouden uitkomen.
Het gemeentebestuur bleef bij zijn mening, dat er eerst wat meer parti
culier initiatief getoond moest worden, voordat medewerking aan het
plan kon worden gegeven.
Het adres van de Kamer van Koophandel werd ter visie gelegd en de
zaak zou in een volgende vergadering behandeld worden. Die volgen
de vergadering kwam op 29 maart 1855 en het resultaat daarvan was,
dat naar aanleiding van het verzoek van de Kamer van Koophandel