Schiedams Kunstbezit
In de aula van het Schiedams museum hangen ter weerszijden van de
preekstoel twee wanddecoraties met monumentale voorstellingen. Even
wekken ze de indruk dat het gobelins zijn, tapijten dus, waarin de voor
stellingen zijn ingeweven, maar bij nader inzien blijken de taferelen met
dikke, kalkachtige verf op jute geschilderd te zijn.
Op het ene tafereel zien we hoe een man in rijk oosters gewaad met tul
band en gouden keten, de armen wijd uitgespreid, omstuwd wordt door
een aantal eenvoudig geklede, meest knielende figuren. Eén kust hem de
hand, anderen hebben betraande wangen. Het gebeuren dat plaats vindt
op de treden van een tempelachtig gebouw, krijgt een theatraal effekt
door een gordijn rechts in de voorstelling.
Het andere tafereel toont een landschap met een riviertje, waar twee man
nen, een jonge en een oude, elkaar begroeten. De jonge draagt een tul
band, een kort reisgewaad en laarzen, de oude een lang kleed, met een
koord bijeen gehouden. Op de achtergrond een draagstoel in Louis XV
stijl en twee paarden. In de verte bijzonder fijngeschilderde blauwe
bergen, waarover het lage zonlicht schijnt. Ook aan de hemel fijne,
goudbeschenen wolken.
In de grote taferelen, ze meten resp. 272 x 199 cm. en 268 x 193 cm.,
met hun fraaie, wat verstorven tinten, overheersen naast bruin vooral
rood en blauw. Beide taferelen worden aan de bovenzijde afgesloten door
een lijst, waarlangs een guirlande slingert die afwisselend onderbroken
wordt door een rozenboeketje en een schelpmotief.
Waar komen deze decoraties vandaan en wat is hun betekenis
Uit de inventarisgegevens van het museum blijkt, dat het wandbekledingen
zijn geweest uit een huis aan de Hoofdstraat. Welk huis is niet bekend.
De taferelen hebben het oudtestamentische verhaal van Jozef tot onder
werp. Het eerste stelt voor "Jozef als onderkoning in Egypte, maakt
zich bekend aan zijn broeders" Gen.45:15), het tweede "Jozef ontmoet
zijn vader in Egypte" Gen.46:29).
De decoraties in de aula zijn maar een gedeelte van de wandbekleding.
Op zolder worden nog andere stukken bewaard en wel"Jozef naar
Egypte verkocht" Gen.37:28), "Jozef en de vrouw van Potifar"
Gen.39:12) en "Jozef verklaart de dromen van Farao" Gen.4115-37).
Daarnaast nog drie tussenfragmenten. De decoraties zijn in 1927 in het
museum terechtgekomen. Tot zover de inventarisgegevens.
Op 15 januari 1928 schreef de toenmalige secretaris van de museumcom
missie in een brief aan B W o.a. het volgende: "In het pand Hoofd
straat 111, waaruit de commissie reeds eenige wandbekledingen ontving,
zijn nog deuren en kozijnen enz., die voor het museum van belang zijn.
Nu genoemd pand op het punt staat afgebroken te worden, zou de