De leerschool van Henri Hartog
13
"Weinige dingen zijn treuriger dan dat een kameraad, die nog jong is,
plotseling door den dood wordt weggenomen", schrijft Lodewijk van
Deyssel in 1904 in zijn "Woord vooraf' bij de postume uitgave van
"Sjofelen", de verzamelde schetsen van de Schiedams-Rotterdamse
schrijver en kritikus Henri Hartog (1869 - 1904).
"Wij hadden van elkaar gelezen", vervolgt hij, "ik had hem over de
schetsen, die hij mij zond, geschreven, tot ten slotte een dag was bepaald,
waarop wij een onderhoud zouden hebben" 1Over de voorgeschiedenis
van die ontmoeting kunnen we thans, aan de hand van nog niet eerder
gepubliceerd materiaal, een en ander uit de doeken doen. 2)
Op 3 december 1894 stuurt de 25-jarige Schiedamse onderwijzer Henri
Benjamin Hartog aan de redaktie van het "Tweemaandelijksch Tijdschrift
voor Letteren, Kunst en Wetenschappen en Politiek" een stuk proza, en
wel een "fragment" met de titel "Eene bevalling". In een begeleidend
briefje verzoekt hij om plaatsing ervan in dat tijdschrift; het stuk wordt
echter vrij vlot afgewezen. Hartog laat het echter daarbij niet zitten; in
een brief van 8 januari 1895 vraagt hij om konstruktieve kritiek op zijn
stuk, verzoekt hij "om de gebreken van 't fragment aan te wijzen".
Hij heeft sukses, in zoverre dat één der redakteuren, de bekende
Lodewijk van Deyssel, hem daarop uitnodigt, maar eens langs te komen.
Op zondagmiddag 20 januari 1895, om twee uur, vervoegt Hartog zich
ten huize van Van Deyssel, in Baarn.
Resultaat van hun samenspreking is onder meer een omgewerkte versie
van "Eene bevalling", waarin de aanmerkingen van Van Deyssel zijn
verwerkt.
In die vorm kan het stuk wel de goedkeuring van de redaktie van het
Tweemaandelijksch Tijdschrift wegdragen: in oktober krijgt Hartog de
drukproeven thuisgestuurd. Uiteindelijk kunnen de abonnees in mei
1896, in de tweede jaargang van het Tijdschrift, van het stuk kennis
nemen. En daarmee is het literaire debuut van Henri Hartog een feit. 3)
We laten hier Hartogs eerste brief aan Van Deyssel volgen. Van Deyssel
reageerde hier vrij snel op met de al vermelde invitatie. Van uitvoeriger
korresponden tie vóór die tijd, zoals Van Deyssels "Woord vooraf' een
ogenblik zou doen vermoeden, zal dus wel geen sprake zijn.
J. NOORDEGRAAF
NOTEN
1) Henri Hartog, Sjofelen. Rotterdam 1904, VIII
2) Voor het beschikbaar stellen van kopieën van de brieven van Hartog ben ik dank verschuldigd
aan Drs. H.G.M. Prick, conservator van het Letterkundig Museum en Documentatiecentrum
te 's-Gravenhage.
3) Eerder had Hartog gepubliceerd in onderwijzersbladen. Zie zijn bibliografie in Henri Hartog,
Opstellen. Leiden 1975, p. 79.