na het looien van de huid, of dat nu schape-, geite- (Italië, Spanje) of kalfsleder (de Lage Landen, Frankrijk en Engeland) was, werden de vel len met bladzilver beplakt. Daarna werd het zilver met een agaatsteen gepolijst en overstreken met eiwit om zilversulfidevorming te voorkomen. Vervolgens werd over de zilverlaag heen in twee lagen een gele vernis gestreken. Hierdoor verkreeg die een diepe goudglans die niet van blad goud viel te onderscheiden. Hierop werden vervolgens de decoraties uitgevoerd in dekkende of transparante verven. In het begin werd het decoratiemotief op het geme talliseerde oppervlak in het leer aangebracht om hierop hete koperen handstempels, waarop verschillende gravures aangebracht waren, te drukken. In de 17de eeuw ontstond er echter een nieuwe techniek. Jacob Dierxsz de Swart, de stichter van het "Haags Goudleerhuis", verwierf in 1628 een octrooi om het leer in reliëf te drukken door middel van negatief uitgestoken houten vormen. Volgens de methode, gevoerd door Swart, werd het goudleer gedrenkt in water om het zacht te maken en vervolgens met de gemetalliseerde zijde op het reliëf van de houten blokken gedrukt. Met de vingers en met een speciale stijve, kortharige borstel werd het leer in de diepere delen van de graveringen gedreven. Om vervormingen ge durende de droogperiode te vermijden, werden de ontstane holten met een vulstof opgevuld. Het leer werd in deze toestand gedroogd. Na het droogproces werd de vulstof verwijderd, waarna de vergulde, verhoogde delen in het oppervlak werden bedekt met verf. De stukken leer op deze wijze versierd, werden ongeveer 75 cm. lang en 55 cm. breed en moesten aan elkaar genaaid worden om als wandbekleding aan de wand te kunnen worden gehangen. Tegen het einde van de 17de eeuw werden de eerste tekenen van de teruggang in het vervaardigen van goudleerbehang waarneembaar. Dit was hoofdzakelijk het gevolg van de introductie van beduidend goed koper geschilderd linnenbehang. De goudleermakers probeerden de opkomende concurrentie tegen te gaan door effectievere produktiemethoden toe te passen. Er kwamen nu banen goudleer met één en dezelfde print over het gehele oppervlak; de vellen zijn dan aan elkaar gescharnierd (gekleefd), soms wel tot een lengte van vier meter. Zo hielden de goudleermakers het nog een tijdje uit. Maar hun bankroet was toch onvermijdelijk. Een andere verzetsmethode van de goudleer makers tegen de grote concurrentie van de linnen behangsels was het weglaten van de tijdrovende vervaardiging van leerreliëfs. Deze reliëfs werden vervangen door een ononderbroken voorstelling die op het vlakke leer geschilderd was.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1977 | | pagina 17