Schiedams telefoonnet (slot)
3
Gedurende de periode 1914 - 1918, dus tijdens de eerste wereldoorlog,
werd het telefoonnet aanmerkelijk uitgebreid. Juist in de periode, dat
het aantal abonnees de 500 overschreed, werd krachtens de tussen het
Rijk en de Nederlandsche Bell Telephoon Maatschappij gesloten overeen
komsten van 13 augustus 1912 en van 12 en 17 maart 1913 op 1 januari
1916 de exploitatie van het telefoonnet door de Staat der Nederlanden
ter hand genomen.
In verband met de materiaalschaarste was het niet mogelijk om direct
de apparatuur naar een ander pand over te brengen. Het was de bedoe
ling om een telefooncentrale in te richten in het gebouw waarin ook het
post- en telegraafkantoor gehuisvest waren, n.l. in de Gerrit Verboonstraat.
Direct na de eerste wereldoorlog werd met de installatie van de centrale
begonnen. Dit was nu wel zeer urgent geworden, want toen de centrale
in 1920 in gebruik genomen werd, bedroeg het aantal abonnees achthonderd.
Het "Boterhuis" werd ook nog aangehouden, maar dat werd nu gebruikt
voor de buitendienst. De storingsdienst voor de buitenlijnen vond hier een
onderdak.
DE TELEFOONKWESTIE
In 1922 kwam er een nieuw telefoongidsje uit van het locale Rijkstelefoon
net en daarin stonden alle telefoonnummers van de gemeentediensten
vermeld onder "Gemeentebestuur". In vorige uitgaven stonden de ver
schillende diensten door het hele boekje heen, zodat soms verschillende
letters moesten worden opgeslagen alvorens men de afdeling of de dienst
gevonden had.
De directeur van de gemeentelijke telefoondienst te Rotterdam had plan
nen in ontwikkeling genomen tot verbetering van het telefoonverkeer
tussen Rotterdam en Schiedam.
Een groep industrieëlen te Schiedam, die veel voelden voor de voorge
stelde verbeteringen, richtte zich in een adres tot de directeur van de
telefoondienst te Rotterdam om hun instemming te betuigen. Zij schreven
in dat adres, dat zij echter tot hun leedwezen ook uit de brief van de
directeur opgemaakt hadden, dat met de uitvoering van de plannen nog
langere tijd gemoeid zou zijn. Volgens adressanten voldeed het telefoon
verkeer niet aan redelijk te stellen eisen. Het was te omslachtig en tijd
rovend en naast groot ongerief voor de betrokkenen, absoluut onvoldoen
de om de belangen van handel en industrie naar de eis des tijds te kunnen
dienen.
Zij verzochten de directeur van de telefoondienst om er aan mede te
werken een met het Rijk te treffen overeenkomst te bewerkstelligen.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken voor de Beneden-Maas ging zich