Het was ook wel een sport om met twee tegelijk de biechtstoel in te gaan. De biechtvader keek dan wel enigszins verrast, maar een van de twee (en dat was meestal de zwakste partij) moest er subiet weer uit. Zo was het ook erg sensationeel, wanneer er een zondaar in de biechtstoel zat, die wat aan de dove kant was. Deze mensen gaan dan in de regel iets luider smiespelen, met het gevolg dat wij alles goed konden verstaan en met de zondaar meeleefden. Wanneer de man dan heel devoot weer uit de biecht stoel schreed, keken we hem meewarig aan. De zonden waren hem nu wel vergeven, maar hij had toch wel mooi het een en ander fout gedaan, dat hadden we immers zelf allemaal gehoord. Als men met verlicht gemoed weer de biechtstoel uitstapte, ontving men nog de zegen en als penitentie (boetedoening) de raad vijfmaal het onze vader en vijfmaal het weesgegroet te bidden. De gewoonte was, dat men minstens 5 minuten beide handen voor de ogen hield. Dat was een onmiskenbaar teken, datje veel berouw had. Ik had het daar in de regel wel gauw benauwd van en keek door de spleetjes tus sen m'n vingers hoe of die andere biechtelingen er opstonden. Je kon per slot van rekening de jongen die voor jou te biecht was geweest niet inhalen. Het was tenslotte geen wedstrijd met prijzen. Ik kan mij goed herinneren, dat er een oud vrouwtje die een paar banken voor mij geknield zat, en al een mooi poosje terug was uit de biechtstoel nog steeds met haar handen haar uitzicht zat te belemmeren. Want ik dacht nog: Nou die heeft het helemaal van eieren gemaakt. Al met al was het wel een soort bevrijding, datje er weer een week tegen kon. En zo'n week duurde toen veel langer. Er was door de zaalzuster ook een lijst aangelegd van bijzondere gelegen heden, zoals b.v. een novene voor de H. Anthonius of de Kleine H. Theresia. Een novene had een tijdsduur van negen dagen. Tien dagen mocht ook, wanneer je de tel kwijt was, maar het hoefde niet. Voor die novene moest je dan weer aflaten verdienen; tien van die aflaten waren dan weer goed voor de novene. Het lijkt allemaal ingewikkeld, maar voor ons was dat allemaal gesneden koek. Een aflaat was ook een speciaal boetegebed. Ik gaf vanzelfsprekend ook mijn volle medewerking voor de novene, want alle beetjes hielpen. Dan was de lijst immers vlugger vol. Maar ja, dan kwam er wel weer een nieuwe lijst op de proppen en gingen we onvervaard verder. Als je het festein van de eerste H. Communie gevierd had, verviel je auto matisch in diverse verplichtingen. Daar hielp geen moedertje lief aan. Het boekje "De Kleine Katechismus" vertelde ons, dat wij vanaf nu iedere zondag verplicht waren de H. Mis bij te wonen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1977 | | pagina 15