18 Het verhaal ging, dat er martelaren in die vijver gelegen hadden en dat het nu gewijd water geworden was. Er waren nogal wat bedevaartgangers die een fles met dat water mee naar huis sjouwden. Dat kostte dan tien cent. Toen ik later ontdekte, dat er in het dure glas water ook waterluizen rond dartelden, heb ik maar van de koop afgezien. Maar alles bij elkaar waren dit toch onvergetelijke dagen voor ons. DE FEESTDAGEN De katholieke feest- en heiligendagen werden in die jaren nog intens beleefd en gevierd. En er waren er nogal wat. We begonnen al op de zesde januari met het feest van Driekoningen. Het was de gewoonte dat er dan een bruine boon in de stamppot werd meegekookt en de bofferd die deze boon op z'n oord vond werd gehuldigd met een bordpapieren kroon en was op deze dag zogenaamd het opperhoofd. Maar de zaalzuster hield wel stevig de touw tjes in handen en dat was maar beter ook. Dan waren er nog de Mariadagen en niet te vergeten het feest van de H. Blasius, patroon tegen keelziekte, op 3 februari. Wij kregen dan in de kerk de Blasiuszegen. Twee brandende waskaarsen kruislings om je hals, daarbij een kort gebed van de priester en de plechtigheid was weer vervuld. Ik had altijd wel de angst, wanneer die ceremonie bij de zusters werd ver richt, want die brandende kaarsen in die zusterskappen vond ik maar grie zelig. Enfin, het is bij mijn weten altijd wel goed afgelopen. Alleen af en toe wat kaarsvetdruppels op de pelerien waren dan een zichtbaar resultaat van de Blasiuszegen. En dan naderde Aswoensdag. Het carnavalsfeest werd in die. tijd nog niet alom gevierd. Dat werd in hoofdzaak alleen maar in de zuidelijke provin cies gedaan. Wij gingen de avond voor Aswoensdag met een beker chocola demelk en speculaas vol goede moed de veertigdaagse vastentijd in. Op As woensdagmorgen na de missen werden er askruisjes uitgedeeld. De priester maakte daarbij gebruik van een uit kurk gesneden kruisje, dompelde dat in vochtige as van verbrande palmtakken, en iedereen die dat wilde, kreeg zo'n askruisje op z'n voorhoofd gestempeld. Wanneer je dan buiten de kerk je wezenpet weer op mocht zetten, moest hij wel met de klep omhoog staan, anders was het askruisje alras beschadigd. Ik heb wel eens mijn best gedaan om er nog eentje bij te halen, maar het feest ging niet door, want de pater die al een askruisje zag gaf me alleen maar een draai om m'n oren en toen maakte ik wel dat ik wegkwam. De veertigdaagse vastentijd speelde in mijn jeugd een heel aparte rol. Er waren vastendagen, onthoudingsdagen en quatertemperdagen om er maar een paar te noemen.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1977 | | pagina 18