19
De veertigdaagse vastentijd werd ingeleid met een brief van de Bisschop
vanaf de preekstoel. Nog hoor ik de woorden: "Vlees of jus van vlees",
waarbij het jus op z'n hollands werd gesproken mèt de vermelding dat
glasblazers en mijnwerkers, dus ieder die zwaar lichamelijke arbeid moest
verrichten, waren vrijgesteld. Dat heette dan dispensatie.
De goede week roept ook herinneringen op aan mijn kindeijaren. Vreem
de dagen waren het, waarin de grote mensen zich bewogen, alsof zij elk
moment iets konden breken. Van de weeromstuit keek je dan ook somber,
want dat hoorde er zo bij. Op je tenen liep je, want daarginds op Golgotha
gebeurde het geweldige. Op Witte Donderdag stond Christus voor Pilatus
en op Goede Vrijdag om drie uur 's middags zei niemand meer iets.
In de goede week waren er natuurlijk nogal wat extra kerkdiensten. Nou
wij waren altijd present hoor. Weggedoken in de houten kerkbanken luister
den we naar het geprevel op het altaar en probeerden niet te kijken naar
het diep gekerfde "Piet is gek" dat een onbekend en vermoedelijk voor
de eeuwige zaligheid verloren jongentje in het hout gesneden had. Er was
dan ook geen misbel, maar een ratel die een spookachtig geluid door de
gewelven joeg. Daar werd je koud van.
Het boeiendste vond ik de beelden die nu nog in de Havenkerk staan, die
dan met paarse lappen overtrokken waren. Je zag bijvoorbeeld Sint Jozef
in een paarse lap gehuld. Wij wisten dat immers wel; die had daar z'n
vaste plekkie en daar werd in de goede week heus niet mee gesjouwd.
De lelie van zuiverheid stak boven het omhulsel uit, alsof hij wilde zeggen:
"Ik sta hier hoor, en wie mij wil aanroepen, kan nog altijd terecht, laat U
niet misleiden". Voor de biechtstoel zaten rijen mensen, want de vasten-
predikaties die in die dagen veelal door vreemde paters gehouden werden
sloegen een orgie van berouw los. Omdat men deze paters nooit meer
terugzag, was de begrijpelijke angst verdwenen die kon ontstaan als men
zo'n pater, waar je alles tegen verteld had, de volgende dag weer zou tegen
komen. Ze waren meestal op paaszaterdag weer vertrokken met de zonden
van de hele parochie op hun rug en geen haan die er verder naar kraaien
zou. Al met al gingen wij bewust het Paasfeest vieren. Dat was ook weer
zo'n dag die er boven uitstak. Er is nog heel veel te vermelden over de
verdere gang van zaken betreffende het leven in een katholiek weeshuis.
Ik hoop U daar in een volgende uitgave meer over te kunnen vertellen.
W.F. FREDRIKS