Inventaris Schutterij
INVENTARIS VAN HET ARCHIEF SCHUTTERIJ TE SCHIEDAM
a. geschiedkundig overzicht
De geschiedenis van de schutterij na de franse tijd valt ten gevolge van
de wet op de schutterijen van 1827 uiteen in twee perioden:
1814- 1827 en 1827 - 1907
1. Periode 1814- 1827
Gezien de onstabiele militaire situatie op het eind van 1813, was een van
de dringendste maatregelen die Willem 1 moest treffen het reorganiseren
van het leger.
Reeds op 20 december 1813 werd een besluit genomen dat een reglement
voor de algemene volksbewapening, landstorm en landmilitie inhield. Art. 24
van dit reglement bepaalde dat in alle steden waar tot dan toe een burger
wacht bestond een gedeelte van de mannen die de landstorm uitmaakten
(alle weerbare mannen van 17 tot 50 jaar) in schutterijen werden georga
niseerd. Behoudens het verdedigen van stad en land, waren de schutterijen
verplicht tot het houden van wachten en andere stedelijke diensten.
In Schiedam kwam de organisatie in het vooijaar van 1814 op gang. Na in
stallatie van de krijgsraad op 2 april van hetzelfde jaar, werden op 16 april
de officieren van de schutterij benoemd. De benoeming van de leden van
de commissie van financiën en de commissie van discipline had plaats op
27 april 1814. De leden van de schutterij waren buiten de staf en het mu
ziekkorps verdeeld over vier kompagnieën. Het aantal leden was evenredig
met de voorraad geweren. Gezien de primitieve organisatie was de schut
terij van Schiedam in deze eerste tijden van weinig praktische betekenis.
Zo waren er in november 1814 nog geen geweren aanwezig.
De wet op de schutterijen van 27 februari 1815 deed een betere organi
satie tot stand komen. De taak bleef gelijk aan die van voorheen. Voor het
verdedigen van het land in oorlogstijd was de schutterij georganiseerd in de
landstorm, een kombinatie van dienstdoende en rustende schutterij. In
plaatsen met meer dan 2500 inwoners werden dienstdoende schutterijen
opgericht, in plaatsen met minder dan 2500 inwoners rustende schutterijen.
Op een inwonersaantal van 20.000 dienden 600 man lid van de schutterij
te zijn. Voor Schiedam, met een inwonersaantal dat zweefde rond de 10.000,
betekende dit een dienstdoende schutterij met ongeveer 300 leden.
Het aantal kompagnieën werd teruggebracht van vier op drie, elk honderd
man sterk. Voor de dienst kwamen in aanmerking alle mannen tussen de
18 en 50 jaar. Grote groepen werden echter uitgesloten of vrijgesteld.
Onder andere werden vrijgesteld zij die lichaamsgebreken hadden, of die
dienst deden bij de Nationale Militie. Vooral deze onttrok de beste krachten
aan de schutterij. Ontslagen werd men na zevenjarige dienst of bij het be
reiken van het vijftigste levensjaar.