Molenpaarden
Aanleiding tot dit verhaal is een losse aantekening die ik in het archief
tegenkwam. Het stukje papier dat mijn aandacht trok, bevatte benamin
gen, die men vroeger aan paarden gaf. Het luidt als volgt:
"Toen C. Stolk in 1886 aan de "washington-molen" in dienst
trad, was er een zwart en een bruin paard werkzaam. Na deze
een schimmel en een groote geel. Toen een kleine bruin, die
met gerst overrijden voor den Heer J. Tak gevallen is, naar de
werf van den Heer J. Tak gebracht, en daar na korten tijd
gestorven.
Daarna een bruin, die in 1894 nog werkzaam was aan de molen.
Daarna een vos, die maar enkele dagen heeft gewerkt, na deze
is de zwart gekomen, die ook nog in 1894 werkzaam was.
P.S. Volgens nadere mededeling van bovengenoemde is daar
tussen nog een blouwe met een hanglip geweest.
w.g. C. Stolk
In de 18de en 19de eeuw, toen Schiedam beheerst werd door een krans
van achttien molens, stoere wachters langs zijn vesten, toen zijn brande
rijen en mouterijen het dagelijks leven bepaalden, was er een druk ver
keer in de Schiedamse straten, niet alleen van sleperswagens, spoeling
karren en hondekarren, maar ook van "molenwagens". Vooral de slepers
wagens werden echter zo lang dat verschillende hoekhuizen in de nauwe
binnenstad moesten worden aangepast, d.w.z. onthoekt. Dit is nog te
zien aan het Zakkendragershuisje en een hoekpand in Achter de Teerstoof.
Elke molen beschikte over een wagen en veelal twee paarden. Die wagen
was bemand door een zgn. "meesterknecht van de straat" en twee wagen
jongens. Zij verzorgden het vervoer van het gemalen en/of ongemalen
graan en de mout van de mouterijen naar de molens en van de molen
naar de branderij. Soms gebeurde dit met behulp van zakkendragers.
In het contract van de participanten van de Oostmolen, van 14 januari
1794, zegt artikel 15:
"Dat geene granen verder of anders gehaalt of meel 't huys
gebragt zal mogen worden, dan tot aan den hoek van de Lange
Haven, en voorts door de gehele stad, de Vesten daaronder be
grepen, zoo nogthans, dat van de granen, die van de Mouterij
van de Heer Lucas Boon, gelegen voor aan de Oostzijde van de
Plantagie, en bij besloten water tot aan de Hooftbrugge, gehaalt