20
aartsbisschop van Utrecht. Aartsbisschop Petrus Codde had namelijk aan
de parochiekerk van de H.H. Laurentius en Maria Magdalena (de Oppert)
te Rotterdam relieken van de H. Willibrordus nagelaten. Deze relieken,
van de vereiste handtekening en het zegel van Codde voorzien, werden
op 30 mei 1712 door de secretaris van de aartsbisschop, Theodorus
Doncker naar de genoemde parochiekerk gezonden.
Met toestemming van de generaal-vikaris van het kapittel, Hugo Francis-
cus van Heussen - de aartsbisschoppelijke zetel stond sinds het overlijden
van Petrus Codde in 1710 leeg - heeft de pastoor van de parochie,
Jacobus Timmer in tegenwoordigheid van Johannes Tibbel, pastoor en
voorganger van Amandus Verschueren te Schiedam, en van de protonota-
rius apostolicus Grigbertus van Vianen, deservitor (waarnemend pastoor)
van de kerk in de Bergse Hoek de zending relikwieën geopend. Men vond
toen de authentieke bewijsstukken betreffende de relieken alsmede de
toestemming om de relieken ter openbare verering door de gelovigen ten
toon te stellen. De relieken bestonden uit een plankje waarop een stukje
van het gebeente van de H. Willibrordus was bevestigd en voorts uit een
zakje, waarin zich kleinere delen van het gebeente van de heilige bevon
den. Pastoor Timmer heeft dit kleine zakje in tegenwoordigheid van ge
noemde getuigen op een plankje, met rood fluweel bekleed, bevestigd en
op dit plankje zijn zegel aangebracht. Dit plankje met relieken van de
H. Willibrordus heeft pastoor Timmer op 28 mei 1724 gegeven aan pas
toor Amandus Verschueren, onder voorwaarde dat pastoor Verschueren
deze gewijde relieken niet aan de kerk van Schiedam zou ontvreemden.
Het document dat de overdracht vermeldt is getekend door pastoor
Jacobus Timmer, Lambertus de Kinder, kapelaan te Bierbeek 1), en
Petrus Boede, kapelaan in "Het Paradijs" te Rotterdam 2).
DEVOTIONEEL LEVEN
Naast zijn verering van relieken had pastoor Verschueren een grote liefde
voor de verering van het H. Sacrament des Altaars. In 1724 schonken
twee vrouwen uit zijn parochie, Allegondis de Groot en haar zuster
Anna de Groot - blijkens een inscriptie op de voet - een nieuw zilveren
monstrans, die nog altijd in het bezit van de parochie is.
Op de ovale voet van de monstrans bevinden zich vier cartouches, waar
van die aan de voorzijde de Goede Herder voorstelt, die aan de achterzij
de de H. Liduïna met haar attributen crucifix en rozentak; zij is verge
zeld van haar engelbewaarder (overeenkomst met één der houtsneden in
1Bierbeek in België; Lambertus de Kinder kwam later, in 1129 als vluchteling naar het Noor
den. In 1129 werd hij opgeroepen als getuige in een proces dat o.a. tegen Georgius Verschueren ging.
2) Archief St. Johannes de Doper, map "archiefstukken 18de eeuw", verklaring van 28 mei 1124,
waarin de voorgeschiedenis en de overdracht wordt vermeld.