9
trachten toestemming te verkrijgen om de overige pastorale functies te
mogen uitoefenen.
Lukt dit niet, dan moet hij in ieder geval toestemming zien te verkrijgen
om op Texel te mogen blijven. Mocht dit ook mislukken dan moet hij
maar een tijdje naar Pastoor Johannes Heykamp te Den Helder gaan en
daar als kapelaan assisteren.
De parochie wil Verschueren kennelijk ook niet zonder meer als pastoor
accepteren, want de aartsbisschop raadt hem aan "beleefd" tegenover
kerkmeesters en gemeente te zijn. Codde sluit een afschrift van zijn brief
aan Witsenburg in, maar drukt Verschueren op het hart dit niet aan hem
te doen blijken 1).
Verschueren heeft zich kennelijk op Texel kunnen handhaven, want de
eerste doopbediening door hem vindt op 21 mei 1694 plaats 2).
Vermoedelijk heeft hij zich te Oosterend gevestigd 3). Het eerste door
hem vermelde overlijden is op 14 mei 1694.
Enige weken na zijn aanstelling op Texel ontvangt pastoor Verschueren
een merkwaardige brief van de aartsbisschop. Deze brief is daarom merk
waardig omdat hij enig verband vertoont met de ernstige beschuldigingen
die tegen Petrus Codde te Rome waren ingebracht bij de Congregatie de
Propaganda Fide door zijn tegenstander Theodorus de Cock. O.a. werd
beweerd, dat Codde ten aanzien van het biechtgeheim de ook bij Zuid
nederlandse jansenistisch getinte priesters gesignaleerde en veroordeelde
opvatting huldigde, volgens welke het een priester geoorloofd zou zijn
de medeplichtige aan een zonde te noemen, die hij door de biecht te
weten kwam. Het heette nu, dat Codde deze opvatting bij zijn priesters
niet alleen duldde, maar zelfs in de hand werkte, omdat hij er een middel
in zag tot het uitoefenen van een zekere censuur op de clerus. Juist in
1694 waren deze beschuldigingen in behandeling te Rome. Hoewel van
oud-katholieke zijde steeds weer vermeld wordt, dat Codde op dit punt
door Rome vrijgesproken is, blijkt dit juist niet uit het decreet van de
Congregatie de Propaganda Fide op 15 januari 1695.
Het punt van de biechtstoelpraktijken bleef namelijk juist onbeslist.
Coddes verweer op dit punt zou aan de Congregatie van het H. Officie
worden overhandigd. Hoe deze congregatie hierover oordeelde is kenne
lijk geruststellend genoeg geweest om Codde ongestoord in zijn ambt
te aanvaarden 4).
1) A.O.B.C., inv.nr. 673, Codde op 16-5-1694 aan Verschueren.
2) Rijksarchief in Noord-Holland (te Haarlem), inv.nr. 581a, Doop-trouw en begraafboeken
van Texel.
3) H.F. van Heussen, Historia seu Notitia Episcopatus Harlemensis, 1719, t.II, p. 90.
4) L.J. Rogier, Geschiedenis van het Katholicismep. 298-303.