Lange Haven 103 (3)
16
In mijn artikel over bovengenoemd pand (3e jaargang, nr. 6, pag. 18)
merkte ik op, dat het leuk zou zijn, als een der toenmalige gymnasiasten
in dit blad iets vertelde over zijn of haar bevindingen van de gang van
zaken in de geïmproviseerde huisvesting.
Welnu, een dezer dagen kreeg ik in handen het "Gedenkboek, uitgegeven
bij het vijfenzeventig-jarig bestaan van het Stedelijk Gymnasium te
Schiedam en het vijftig-jarig bestaan van de Schiedamse Gymnasiasten-
bond N(on) S(emper) A(rcum) T(endit) A(pollo) 1Schiedam 1954".
In dit boekje staan twee artikelen, die het door mij gesuggereerde onder
werp behandelen. Het eerste schreef Dr. Ir. A. Gabel, die van 1922 tot
1953 de wiskunde aan dit onderwijsinstituut doceerde.
De titel van zijn bijdrage luidt: "Ons Gymnasium in oorlogstijd" en de
ondertitel "Eenige herinneringen". Ik veroorloof mij het eerste gedeelte
te citeren.
"Gedurende de zomervacantie van 1940 betrokken de Duitsers ons
schoolgebouw en op 1 September van ditzelfde jaar verhuisden we naar
het jeugdhuis van de Nederlandse Protestantenbond aan de Lange Haven.
We voelden ons in de nieuwe omgeving spoedig thuis.
Het kleine vertrek, dat dienst deed als leraarskamer, noemden we het
scheersalonnetjeom de onmiskenbare gelijkenis met de ruimte, waar
in de barbier van zo omstreeks het jaar 1900 zijn vak uitoefende. In dit
hokje hebben we heel wat afgepraat. Zonder angst om "aangebracht" te
worden, konden we hier met elkaar de dingen bespreken, waarover te
zwijgen zo moeilijk viel.
De bezetter en zijn Nederlandse vrienden traden steeds driester op.
Een Joods collega werd ontslagen. Een vader, wiens zoon gevaar liep
niet tot een hogere klas te worden bevorderd, dreigde de leraren bij
Seyss-Inquart, met wie hij bevriend was, te zullen aanklagen, indien een
bepaald rapportcijfer niet verhoogd zou worden.
Op een Zaterdagmorgen verschenen Duitse militairen op school.
't Was om één der leraren te doen. Onze collega werd naar Rotterdam
overgebracht en na zijn veroordeling in de gevangenis te Scheveningen
ingesloten. Hij had dingen gezegd, die de bezetter niet welgevallig
waren. Een oudleerling had hem verraden.
Eens, in een hogere klas, bemerkte ik, na op het bord een figuur ont
worpen te hebben, dat alle jongens verdwenen waren. Het bleek, dat
een Schiedamse arts door het geopende raam een briefje had afgegeven,
waarin hij de jongens aanried te verdwijnen, omdat er jonge mannen
weggehaald werden.
1) Deze versregel van de Latijnse dichter Horatius betekent "Apollo, houdt zijn boog niet altijd
gespannen".