In het tweede artikel, getiteld "Aan de Lange Haven", is een oudleer
ling aan het woord, die in 1947 met goed gevolg het eindexamen - B
aflegde en daarna meester in de rechten werd, Mr. H. Kuijper.
Hier volgen een paar passages uit zijn opstel:
"De halfmensjes, die met droge lippen dorstend naar Attische honing in
het najaar van 1940 aan het Schiedamse Gymnasium hun leergierigheid
kwamen vertonen, kenden het Gebouw aan de Lange Nieuwstraat
slechts van het toelatingsexamen. En misschien beter nog, zij het dan
ook uitwendig, uit de tijd voor deze eerste krachtproef van hun vernuft,
als zij op wandelingen langs hun toekomstige school met veel eerbied
naar deze fagade van sombere geleerdheid hadden opgezien.
Het echte gymnasiastenleven begon voor hen echter in een grachtenhuis
aan de Lange Haven, de burger van heden slechts bekend als muziek-
lyceum en clubgebouw voor vrijzinnige jongeren. Het moet voor zijn
laatste particuliere bewoner, burgemeester Versteeg, een heerlijk, zij het
onpractisch huis geweest zijn; voor ons was het een onpractische, dus
heerlijke school.
Hoe gelukkig wij, die in 1940 onze opwachting kwamen maken. Terwijl
wij bij elke menselijke situatie een passend citaat leerden onder onze
twaalfjarige wijsneuzen sprak de mond reeds "temperantia est custos
vitae" verkeerden wij in het oude grachtenhuis. Lokalen, nee kamers,
niet met borden, doch met spiegels voor ons gezicht, waarin Venus, zich
behaaglijker koesterde dan eertijds in het azuur van de eeuwige zee.
Onberekenbare hoekjes voor schuilevinkje bedacht, een alleraardigst
geplaatst gemak, voor welks schier immer gesloten deuren, waarachter
vrijelijk gerookt kon worden, men een heerlijk weids uitzicht had in een
altijd bezet leslokaal. De bovenverdieping met de donkere kamer met
het trapje: vanuit het smalle raam stapte je op de oude daken van Schie
dam. En daarnaast de ruime schoonste kamer aan de Lange Haven, met
geliefd uitzicht op de mooie Mia, die in onze, toen alweer iets bredere
borsten, gevoelens opwekte, die niet alleen klassiek, doch evenzeer
hedendaags zijn. Mooie Mia, voor wie de jongens mannen zeiden wij
destijds de banken uitstapten om haar vanuit het venster de hommage
te brengen, die zij verdiende. En tenslotte de zolder, waar de humaniora
deels gestold, deels vervluchtigd waren in potten en glaswerk, waarmede
natuur- en scheikunde aanschouwelijk gemaakt werden, met balken,
waarin geklommen werd en allerhande speelgoed.
Men hoort het, aan de Lange Haven 103 zijn vele herinneringen verbon
den, prettige en onprettige. Het is inderdaad een gebouw vol historie.
Dr. P.J.T. ENDENBURG 17