Kaarsenfabriek "Apollo"
19
Toen we twaalf jaar waren, moesten we met onze vader mee naar de
kaarsenfabriek om daar te werken. We werkten van 's ochtends zeven
tot 's avonds zeven uur. Wij verdienden twee gulden, en vader negen
gulden in de week. Vader werkte in de perskamer, waar wij niet mochten
komen. Zodoende weten we daar niet veel van. Als twaalfjarige (zo'n 70
jaar geleden) waren we eerst vouw- of wrijfmeisje; als je wat ouder werd,
ging je hoger op en kwam je bij de knipsters of de "gietmeiden". Allen
droegen witte schorten. De "gietmeiden" goten het kaarsvet in de kokers
waar strak gespannen katoendraad in stond. Dit katoendraad werd
"boven" geweven; ook daar mochten we niet komen. Kwamen we daar
stiekem toch en werden we door de baas gezien, dan kregen we boete.
Als het kaarsvet hard was geworden, kwamen de "knipsters" het halen.
Deze "knipsters" moesten de katoentjes op gelijke lengte afknippen en
ze dan doorgeven aan de "snijdsters"; deze sneden de kaarsen op de
gewenste lengte. Als er tussen de kaarsen een scheve pit zat, d.w.z. een
kaars waarvan het katoentje niet in het midden zat, moest je die apart
leggen. Aan het einde van de dag werd dat aantal kaarsen geteld. Je kreeg
per kaars een extraatje, datje met z'n drieën moest delen. Daarna kwa
men de kaarsen op de gewenste lengte. Juffrouw Kant, een oude vrouw,
stond op je handen te kijken of we het wel snel genoeg deden.
Dan rolden de kaarsen naar de "vangsters", die de kaarsen naar de
"wrijfsters" brachten. Deze wreven11 de kaarsen. Bij de "wrijfsters"
zat Mr. Perre, wiens vrouw een hoedenwinkel op de Hoogstraat had.
Deze Mr. Perre zat de hele dag achter een lessenaar en vloekte als we
even stonden te praten. "Laatje klauwe gaan" riep hij dan; ook tikte hij
je op je vingers als je te lang op de w.c. had gezeten. Waren de kaarsen
gewreven, dan werden ze ingepakt en naar het magazijn gebracht, waar
baas Kramers zat die op zijn beurt weer op de jongens lette die de kokers
in de kisten pakten en ze op een karretje naar het "binnenland" brachten
(dit was een lange donkere gang).
De mensen, die bij "Apollo" werkten, werden door de direktie in de
winter bijgestaan door levering van levensmiddelen als bruine bonen,
groene erwten, rijst en aardappelen. Dat werd (precies weet ik dat niet)
in zestien of twintig weken van het loon afgehouden en iedere week een
half mud steenkolen, dan was in de winter de kelder vol. Dit was voor
die tijd een mooie sociale voorziening.
Toen dan ook de fabriek naar Gouda overging zijn vele Schiedammers
mee naar Gouda gegaan. Onze vader en anderen, die te oud werden
kregen wat geld en werden bedankt.
Mevrouw Den Hartog - Smit en Mejuffrouw D. Smit
1) Niet duidelijk is, welk deel van het productieproces hiermee bedoeld is.