4
weke dijklichaam aan beide zijden af, sloeg met aak en al naar binnen
en met de geweldige stroom mee de polder in. Na het droogvallen van de
polder is deze aak daar ter plaatse gesloopt.
Intussen was de breuk in de dijk uitgespoeld tot meer dan vijfentwintig
meter en stroomde het razende water de polder in.
BURENHULP
De volgende morgen vroeg, 25 april, begonnen bij ons aan de Schie de
planken te drijven en begon het land blank te staan. Er waren buren van
de overkant gekomen, o.a. M. de Jong en Tinus Verkade en Jaap Post,
en deze waren begonnen om overal op de werf de verschillende gootgaten
te stoppen en daarna rond de werf dijkjes te leggen teneinde huis, stallen
en schuren droog te houden, wat natuurlijk allemaal vergeefse moeite is
geweest, maar ze konden geen van allen vermoeden dat er op de erf en
in huis en stallen circa één meter water zou komen te staan.
Inmiddels was ondergetekende in alle vroegte te voet naar Delfgauw ge
stuurd om aan Opa te vragen of die wilde komen helpen. Deze liet direct
Oom Grabel inspannen en zo kwamen wij omstreeks negen uur weer
terug aan de Schie waar al spoedig bleek dat het water in de polder steeds
maar bleef stijgen en de toestand onhoudbaar was. Toen omstreeks
tien uur de opgeworpen dijken begonnen door te breken was het lot
spoedig bezegeld. In allerijl werden eerst de melk, boter en andere
levensmiddelen uit de kelder gesjouwd, en terwijl ze hiermee bezig waren
begon het water reeds te lopen. Op de keldertrap was dat een leven als
een oordeel, en niet dan met de grootste inspanning is het gelukt de
kelder te ontruimen.
Ik hoorde moeder in huis nog zeggen: "Hebben ze nou het water uit de
koelbakken laten schieten? Het goede mens dacht niet, dat het er zo
beroerd voor stond, maar binnen een half uur moest ze met haar hele
hebben en houden naar de hoogkamer vluchten. Stoelen, tafel en kast
waren daar eveneens heengesjóuwd, alleen de plattebuis kachel was
blijven staan.
Toen dit alles was gebeurd, alles ging zeer snel, werd eens in de stal ge
keken. Ook daar was de toestand kritiek. De beesten stonden reeds in
het water en moesten spoedig worden gered. Ze werden dan ook in
allerijl los gemaakt en op het nog droge deel van de werf gejaagd.
Om elf uur was alles los en gingen we met vier mannen en ondergetekende
met negenentwintig stuks vee op weg naar Delfgauw, waar ze in de
wagenschuur aan de lijn werden gebonden. Opa en Oom Grabel hadden
hiervoor ruimte gemaakt. De mannen die ze wegbrachten waren
Jaap Post, Tinus Verkade en Janus en Adriaan de Jong en ondergeteken-