9
Men was bij het dichten van het dijkgat begonnen met zandzakken te
stapelen, wel twee of drie breed. Maar doordat in dit zand zeer veel
water trok, werd dit een enorm gewicht, te zwaar voor de slappe onder
grond, met als gevolg, dat het veen onder die zanddam het niet kon hou
den en er onderuit werd geperst en in grote stukken achter de dijk om
hoog kwam, de opgeworpen zanddijk als het ware in de diepte verzonk
en het gat weer geheel open was. Er lagen toen in de polder voor het
gat stukken veen van tientalle kubieke meters groot, welke door de
boeren na het droogvallen tot turf zijn gestoken.
Maar met dit alles was de toestand nog kritieker dan in de laatste dagen
van april. Het water was toen bij ons in huis zo hoog gestegen, dat een
melkpannetje, dat op de platte buis van de kachel was blijven staan,
er af dreef.
Toen het water weer was gelijk gelopen, werd er weer begonnen om het
dijkgat te dichten, maar nu werd een andere methode gevolgd. Men ging
toen vlechtwerk maken en liet dit zinken. Hier werd toen de nieuwe
dijk op gebouwd en deze bleek goed te zijn. Na verloop van een week
kon toen opnieuw begonnen worden om het water weg te malen.
Het was toen 15 mei.
Inmiddels was in de watermachine een nieuwe en zware wateras gelegd,
en er kon met vereende krachten continue gedraaid worden. Nu begon
het water spoedig te zakken en zo waren ze op 28 mei zover, dat het
water in de sloten en greppels stond en op 1 juni viel de polder droog.
Omdat er veel vis op het land bleef liggen, waren er spoedig duizenden
ooievaars en reigers die zich hieraan tegoed deden.
Inmiddels was ook de voorbereiding der eerste H. Communie weer
hervat en zo was op 21 mei, op Hemelvaartsdag, de grote dag gekomen,
dat we voor het eerst de H. Communie mochten ontvangen.
Die dag heugt me nog, of het gisteren is gebeurd.
Op 25 april waren de koeien naar Delfgauw gebracht en al had M. de
Jong er op 29 april veertien gekocht om af te mesten, er bleven er toch
nog vijftien over, welke oom Grabel niet alle kon houden, en zo werd
besloten dat zes koeien werden uitbesteed bij oom Hannes op Voorburg.
Ondergetekende was weer de aangewezen persoon om met Klaas
Hanemaijer en broer Arend op 4 mei op stap te gaan om deze zes
beesten van Delfgauw naar Voorburg te drijven en daar in de wei te doen.
Wij kwamen daar omstreeks twaalf uur aan en inmiddels was vader, die
met de boterwagen naar Den Haag was geweest, daar ook aangekomen.
Na het eten zijn wij via de Broekweg, over Nootdorp en Pijnacker weer
naar Delfgauw gereden om daar Arend te brengen en verder weer naar
de Schie gereden.