Schiedams Kunstbezit
Met kunst heeft de scharenslijperswagen die hiernaast is afgebeeld niets
te maken. Toch is dit stuk (nr. H.2136) uit de kollektie van het Schie
dams museum niet alleen bij vrijwel elke Schiedammer bekend, het is
bovendien uit een oogpunt van stedelijke geschiedsbewaring nu al, nauwe
lijks vijfentwintig jaar na schenking, een waardevol bezit.
Als zo veel zaken is immers ook de scharenslijper met zijn tweewielige,
mobiele werkplaatsje uit het straatbeeld verdwenen.
Andere consumptiepatronen en prijsontwikkelingen die concurrentie vrij
wel onmogelijk maakten, hebben het verdwijnen van dit beroep bespoe
digd. In een gesprek met Mevr. Joh. van der Meer - van der Ven, weduwe
van de schenker, en haar broer J. van derVen, ook slijper, zijn de herin
neringen aan een leven lang werken als scharenslijper nog eens opgehaald.
De slijpwagen die nu in het museum staat - en die nog steeds is te gebrui
ken - is inmiddels zo'n tachtig jaar oud. Oorspronkelijk was de wagen
eigendom van de Vlaardingse slijper De Vries, die de wagen ook zelf
bouwde. Omstreeks 1926 kwam de wagen in handen van de Schiedamse
slijper Sjef van der Ven Sr. Na zijn dood was het zijn schoonzoon, Leen
van der Meer, die er tot aan het moment van schenking in het jaar 1954
mee gewerkt heeft. Op de borden aan de bovenkant van de wagen zijn
beide namen vermeld. Toen Van der Meer er mee ophield, zette zijn
zwager, Sjef van der Ven Jr. als enige het scharenslijpen nog een tijdje
voort. Juist deze dagen is hij er definitief mee gestopt. Zijn wagen heeft
hij verkocht en is nu eigendom van Jilles de Boom, beter bekend als Jilles
de Fruitkoning. Daarmee is een eind gekomen aan een beroep, dat de
familie Van der Ven voor drie generaties een bestaan verschafte.
Een rijk bestaan is het overigens nooit geweest. Weliswaar rekenden zij
vijftien cent voor een te slijpen voorwerp, inklusief halen en brengen,
maar door de zorgvuldige behandeling nam het slijpen al gauw tien minu
ten tot een kwartier in beslag. "Je leverde een goed stuk vakwerk en dat
wisten de klanten. Als je eenmaal ingeburgerd waskreeg een ander niks".
Veel concurrentie was er trouwens niet; de enige andere slijper in Schie
dam was Breevoort uit het Broersveld. Desondanks kwam het toch voor,
dat per dag nauwelijks voldoende ontvangen werd om van te leven. Zo
herinnert Van der Ven zich nog goed, dat een dag lopen en leuren niet
meer dan een kwartje opleverde.
Om zowel voor zichzelf als voor de klanten een zekere regelmaat te ver
krijgen, had de schareslijper de stad verdeeld in wijken. Zo reed Leen van
der Meer op maandag in de Gorzen, werkte hij dinsdags op de Hoogstraat,
's-woensdags in oost en op donderdag in de Lange Kerkstraat en Broers
veld met omgeving. De week werd afgesloten in het westen. Behalve parti-