7
Gillis Kalf was immers lid van een familie, die in het Noachsgilde al heel
lang een prominente rol had gespeeld. Hij zal dan ook zonder meer tot
het gilde zijn toegelaten, terwijl echter Joris Jans - die waarschijnlijk hele
maal geen band met het gilde had - eerst een proeve van bekwaamheid
had moeten afleggen, hetgeen bij een aantal gildebroeders kwaad bloed
zette.
In het rekwest van de voorstanders van de leerproef werd de proef als
volgt omschreven: het maken van een roer met vijf haken, een spil met
vier gaten en een sluitplank "die aan de staven vast is en in de haak sluit,
lang anderhalve rij".
In het rekwest van hen die de proef alleen in geval van twijfel wilden
laten doen, werd niet gesproken over het maken van een roer.
Dit zou op de praktische overweging kunnen wijzen, dat er niet altijd een
scheepsroer nodig was op het moment dat iemand zijn proef deed.
(In Amsterdam stonden de heren van de Weth in 1628 de scheepstimmer
lieden toe dat in zo'n geval dit onderdeel van de proef kon worden ver
vangen.)
In het algemeen kan worden gesteld, dat grote wijzigingen van de leer
proef bij de ambachtsgilden zelden voorkwamen.
Wanneer een scheepstimmerman zich in Schiedam vestigde moest hij zich
eerst in het Noachsgilde "inkopen", alvorens hij zijn beroep kon uitoefe
nen. Bovendien moest hij het poorterschap bezitten, iets waartegen voor
al later in de patriottentijd scherp werd geageerd. Artikel één van de gil-
debrief van het Noachsgilde bepaalde, dat wie in de stad komt "omme
met de bijl te werken ende meesterije (te) houden" aan het gilde vier
Carolus gulden moest voldoen, en tevens moest beloven gedurende min
stens drie jaren in het gilde te blijven.
Ging een van elders gekomen meester toch zijn ambacht uitoefenen zon
der zich bij het gilde gemeld te hebben, dan betaalde hij een boete van
acht Carolus gulden.
Zo valt in 1613 Jacob Arentsz. van Leijgen door de mand. Hij heeft een
mast gemaakt voor Cornelis Domeissen, terwijl hij géén gildebroeder is.
Hem wordt gemaand alsnog zijn poorterschap te kopen en de hierboven
gemelde boete te voldoen, vermeerderd met het bedrag van de "inkoop".
Veel is er in het Noachsgilde te doen geweest over de affaire Jan Jansz.
de Rotte (einde 17e eeuw), welke persoon zijn beroep in Schiedam uit
oefende, doch buiten de stad woonachtig was.
DE FINANCIËN
Was men eenmaal door het doen van de meesterproef of door "inkoop"
gildebroeder geworden, dan werd men geacht het gilde te steunen en te
onderhouden. Elk jaar moest men aan het gilde zijn contributie voldoen.