Margrietie Kinjon
Zoals bekend mocht na de reformatie de rooms-katholieke godsdienst in
deze streken niet meer worden beleden. Rondtrekkende priesters droe
gen op weinig voor dat doel geschikte plaatsen de mis op, altijd bewust
van de mogelijkheid, dat hij en zijn toehoorders door de schout zouden
worden betrapt, met de nare gevolgen van dien.
In de achttiende eeuw was de houding tegenover rooms-katholieken
draaglijker geworden, alhoewel zij toch veelal werden gediscrimineerd.
Zo was het hen niet toegestaan bepaalde ambten te bekleden.
Bijvoorbeeld: In 1737 staan in Schiedam de heren van de Weth (een
soort van B&W) toe dat het St. Anthoniegilde - over welk gilde door
kooplieden wordt geklaagd wegens slechte dienstverlening - met "acht
tien bequaame, sterke en jonge persoonen, sijnde van de gereformeerde
religie ofte deselve toegedaan" mag worden uitgebreid.
In de resolutiën van de Vroedschap uit die tijd lezen we ook regelmatig
over klachten aan het adres van soldaten, die het in hun hoofd halen om
van religie te veranderen als zij met roomse jongedochters trouwen.
In Frankrijk bestond een omgekeerde situatie. Daar werden de hervorm
den, beter bekend als Hugenoten, vervolg. Vele duizenden refugiées trok
ken naar het noorden, wat de economie van het vaderland - onder die
vluchtelingen waren vele goede ambachtslieden - niet ten goede kwam.
Bij raadpleging van de resolutiën van Schout, Burgemeesteren en Schepe
nen, stuitte ik op een zaak die op bovengenoemde situatie betrekking
7 februari 1737. Gelezen is het rekwest van Margrietie Kinjon, weduwe
van Cornelis van der Mij. Zij verklaart dat haar ouders waren Jan Kinjon
en Maertie Ouwater, welke in 1678 of 1679 in Schiedam waren getrouwd
en kort daarna naar Frankrijk waren vertrokken, alwaar zij zich in een
voorstad van Bordeaux hadden gevestigd.
Daar werden twee kinderen geboren: de rekwestrante en nog een dochter,
Jannetie Kinjon. Maar omdat haar vader van de roomse religie was en
haar moeder van de gereformeerde, besloot de moeder in 1682 uit
Frankrijk te vluchten, aangezien zij bang was tot de roomse religie te
zullen worden gedwongen. Bovendien stond zij vanwege haar godsdienst
op zeer slechte voet met haar schoonmoeder.
Haar man en haar dochter Jannetie liet zij in Frankrijk achter.
Samen met Margrietie Kinjon, toen nog geen twee jaar oud, kwam zij in
Schiedam aan, alwaar zij in 1695 overleed.
Op 19 mei 1697 trouwde Margrietie Kinjon te Schiedam met Cornelis
van der Mij. Een van de getuigen bij het huwelijk was haar oom en voogd
Cornelis Ouwater.
had.