5 Daaruit golfde een waterval van klanken neer, die alle mensen overspoel de, zodat ze samen met al die fluiten gingen zingen. Het trilde voelbaar in de bank waarop ik zat. En heel hoog, heel ver, bóven al die zingende mensen en juichende fluiten, de aartsengel! Zijn vleugels onbeweeglijk, bazuinend, alsof hij al die muziek en zang toonaangevend leidde. Ik wist immers niet dat de laatste Textor (organist - red.) dat deed. Het Huis van God, waarin een kleuter thuis kwam. Om die thuiskomst levenslang niet meer kwijt te raken. Later - baldadige jongen - heb ik nooit op de blauwstenen rand van de steunberen durven schuifelen, zoals mijn makkers: "wie het langst vol hield zonder vallen". Zoals ik ook nooit in de hoek van zo'n steunbeer een plas durfde te doen, al deed iedereen dat. Ik kon het niet. Toen ken de ik het Huis al veel beter. Had mijn vader mij niet op de preekstoel panelen laten zien de haast van Marcus-met-de-Leeuw en de kalmte van Lucas-met-de-Koe? En dan de Goede Herder! Er was ook een puzzeltje: waarom zouden toch de twee schapen aan Christus' voeten zo klein ge beeldhouwd zijn? Het schaap op Zijn schouders was immers in normale verhouding? En kijk eens: naast Christus staat een mannetje met een houten been! Met Johannes had ik meelij. Wat was hij toegetakeld door de geuzen in het jaar van Den Briel. Zijn afgeslagen arm was vervangen door een vormloos geval. Ik hield veel van de geuzen. Maar wat jammer dat ze dit hadden gedaan! Er was nog veel meer. Op het doophek zag je allemaal koboldkoppen, soms met akelige open snavelmonden en puntige oren. Andere hadden van veraf een lief gezicht, maar bij nadere be schouwing tpch vreemde trekken. Daaraan merkte je dat het geen zuivere koffie was. 'Waarom die duivels toch in de kerk? "Wel," zei vader, "van de kansel klinkt het woord van God; dat kunnen ze niet verdragen, daar om stoven ze naar alle kanten uiteen!" Dan waren er nog de spreuken op de gildeborden. Wat was het moeilijk om die woord voor woord te spellen! Daar stond "des volcx", in plaats van "des volks". En boven op de wet stond het wapen van prins Willem, net zoals in het raam achter ons. Er was nog iets geheimzinnigs. Het verhaal ervan hoorde ik van meneer Lechner, de oude wijnkoper in de Lange Kerkstraat. Als je door het klei ne deurtje in het Noordkoor de kerk binnenging, kwam je langs een zuil. In die zuil was een beeld van Maria met het Kindje verborgen. Je zager niets van aan de buitenkant, maar het beeld zat er wel in. Hoe kwam dat? Op die nare dag, toen de geuzen de kerk binnenstormden om alles kort en klein te slaan, opende de zuilschacht zich en het beeld kroop erin weg, toen sloot de zuil zich weer. Was het waarheid? Geheimzinnig was het wel.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1978 | | pagina 5