In 1910 werd Heeringa benoemd tot rijksarchivaris in Zeeland, welke
functie hij later veranderde voor het rijksarchivariaat in Utrecht als op
volger van S. Muller.
N.J.M. Dresch werd in 1911 zijn opvolger. Deze was tevens redacteur van
de Nieuwe Schiedamse Courant, zodat het archivarisschap ook voor hem
slechts een nevenfunctie was.
Tijdens Dresch vond een verdere uitbouw van de archiefdienst plaats.
Reeds spoedig na zijn in functietreding bleek, dat Heeringa te overhaast
zijn inventaris van het oud-administratief archief had afgesloten. Op
diverse plaatsen doken archiefdelen op, die in het oud-archief thuishoor
den, zoals een 17e eeuws register van rente- en transportbrieven en stads
rekeningen uit de 18e en het begin van de 19e eeuw. Hemummering
vond niet plaats, zodat de nieuwe bestanddelen a, b of c-nummer werden,
wat de overzichtelijkheid niet ten goede is gekomen.
In 1916 voltooide Dresch de inventarisatie van het oud-rechterlijke ar
chief, dat enige jaren te voren door het rijk aan Schiedam in bewaring
was gegeven. Van zijn hand verscheen verder in druk een inventaris van
de oude kerkelijke doop-, trouw- en overlijdensregisters. Wij mogen vast
stellen, dat Dresch - ondanks zijn drukke en ongeregelde werkzaamheden
als journalist en ondanks zijn mobilisatie tijden W.O. I - zeer goed werk
als archivaris heeft verricht.
Tijdens Dresch kreeg het archief de beschikking over het hele pand Oude
Kerkhof 5. De vele overgebrachte archieven veroorzaakten een ruimtege
brek en maakten het noodzakelijk, dat ook de gehele benedenverdieping
tot archiefdepot werd ingericht. Voor de inwonende concierge betekende
dit toen verhuizing.
In 1922 werd Dresch benoemd tot archivaris te Alkmaar, waarna in 1923
tot zijn opvolger werd benoemd Dr. C.R. Vermaas.
DRS. G. VAN DER FEIJST