14
ming van enkele tentoonstellingen nauwelijks relevante informatie en de
bronnen, waarnaar hij verwijst bieden niet veel meer. Gegevens die wat
meer de mens en de kunstenaar belichten waren alleen te vinden in een
tijdschrift, "De Vlaamsche School", en in de Schiedamse Courant.
LEVENSLOOP
Uit deze gegevens laat zich het volgende rekonstrueren: Mak werd op
28 februari 1842 te Schiedam geboren. Hij woonde en werkte lange tijd
in deze stad en wel tot 1884, in welk jaar hij naar Apeldoorn verhuist.
Deze verhuizing schijnt ook met zijn (late) huwelijk verband te houden.
Onduideüjk is ook, of hij tussendoor naar Ede is verhuisd en vervolgens
weer terug naar Apeldoorn, of dat hij regelmatig en langdurig te Ede
werkte. Ook een van zijn "biografen" (een te wijdse aanduiding!) geeft
daarover geen uitsluitsel. De "biograaf' is Dr. Edw. B. Koster, een oud-
Schiedammer, die op voorspraak van J. Lechner C. Szn. in de rubriek
"Ingezonden" van de Schiedamsche Courant d.d. 7 november 1907 zijn
inleiding bij Mak's tentoonstelling in kunstzaal "Maison Artz" te Den
Haag geplaatst ziet. (Voor alle duidelijkheid: Mak was toen al vijfenzestig
jaar). Die inleiding van Koster laat ik hier vrijwel in z'n geheel volgen:
"Gewoonlijk worden jonge, beginnende kunstenaars bij het publiek inge
leid. Er kunnen redenen zijn, waarom dit ook met ouderen geschiedt.
Deze redenen zijn in dit geval overmatig gebrek aan zelfvertrouwen en
ongunst der omstandigheden.
Er zijn naturen die telkens terugschrikken voor een grotere publiciteit
dan die van hun eigen kringetje, bij wie herhaalde krachtige stooten noo-
dig zijn om hen naar voren te brengen.
Tot die naturen behoort P.J. Mak. Reeds sedert 1880, toen hij nog in
Schiedam woonde, heb ik hem gekend, en er telkens op aangedrongen
dat hij zou trachten er wat meer "in" te komen. Maar er kwam niets van.
Mak bleef ploeteren en scharrelen, schilderde soms dingen die hij meende
dat voor den verkoop geschikt waren, wist ook blijkbaar de "kanalen"
zoo niet. Ik zag schilderijtjes van hem uit zijn vroegere tijd, zo vol prach
tige fantasie en romantiek, dat 't m. i. zonde en jammer zou zijn, als dat
alles begraven en ongezien bleef.(Koster noemt dan het stukje "Achter
Rhoon" en vindt dit gaaf geschilderd).
"Later is Mak meer naar den naturalistisch-impressionistischen kant ge
gaan. Maar mij trekt in zijn werk toch altijd het heerlijke, oprechte en
onbevangene om zonder trucs en mooidoenerij te trachten de natuur te
interpreteren.