dan (sedert 1852) in één der lokalen van het Blauwhuis aan de Lange
Nieuwstraat. Het stadsbestuur had dit gebouw echter in 1860 voor onbe
paalde tijd verhuurd aan het Rijk om te dienen tot postkantoor en wo
ning van de direkteur der posterijen.
Het gevolg van deze verhuring was, dat het archief er uit moest
Men vond een oplossing door de bewuste documenten over te brengen
naar de bovenverdieping van het nieuwe politiebureau aan de Grote Markt.
Geheel tevreden is men niet over de nieuwe situatie, want het verslag
zegt: "hoezeer nu deze lokaliteitwat reinheid en droogte betreft, zich
gunstig aanbeveelt en ook dit vóór heeft, dat ze zich in de onmiddellijke
nabijheid van het Raadhuis en dus van de Gemeente-secretaris bevindt,
zoo laat zij in een ander opzigt veel te wenschen over. Gebrek aan ge
noegzaam licht en algeheel gemis aan de noodwendigste meubelen,
maken het raadplegen en naslaan van de aldaar zich bevindende stukken
en documenten zeer lastig en weinig uitlokkend".
Deze bovenverdieping was de zolder en de toestand was daar nogal
primitief. Hoort u maar: "door het aanbrengen van een tweetal val
lichten in het dak van het gebouw, en het voorzien van het vertrek met
eenige stoelen, een tafel en eenig schrijfgereedschap, ware welligt aan een
en ander ongerijf tegemoet te komen
Tot zover dit gedeelte van het archief. Het andere gedeelte bevond zich
op het raadhuis. Nauwkeurig beschrijft het verslag wat voor stukken zich
daar bevinden. Tenslotte wordt een lijst van alle aanwezige stukken gege
ven, een - volgensde bewoordingvan het verslag- "Inventaris der Registers,
Boeken en verdere stukken, behoorende tot het Archief der Gemeente
Schiedam". Het is een primitieve lijst, die niet voldoet aan de eisen,
die we nu aan een Inventaris stellen, en die gelukkig nooit in druk is uit
gegeven.
Belangrijk is ook, dat hetzelfde gemeenteverslag herinnert aan een raads
besluit van 3 september 1860 om te komen tot de "benoeming en aan
stelling van een Archivaris voor de Gemeente, buiten bezwaar voor de
gemeentekas". Verder, dat een ontwerp-instructie ter goedkeuring aan de
Raad is voorgedragen. Het volgende jaar - 1862 - komt de benoeming van
een archivaris weer ter sprake. Ik citeer: "Het punt nopens de benoeming
van een Gemeente-Archivaris is nog steeds aanhangig. De moeilijkheid
om iemand te kunnen vinden, die, bij de vereischte kunde en geschikt
heid, den noodigen lust gevoelt om zoodanige betrekking geheel onbe
zoldigd op zich te nemen, heeft de afdoening van deze zaak tot nu toe
vertraagd".
Het citaat spreekt voor zichzelf.