6
1893. Daar staat het volgende: "Het vinden van oude gilde-archieven
heeft de regeering aanleiding gegeven, een onderzoek te doen instellen
naar het bestaan van rechterlijke archiefstukken; met welk onderzoek de
commies bij het rijksarchief, de heer mr. P.A.N.S. van Meurs, werd
belast".
Krachtens een rijkswet moesten alle rechterlijke archieven - dus ook en
juist die uit de tijd van de republiek en eerder - worden overgebracht naar
het rijksarchief in Den Haag. Naast de gilde-archieven had men begin
1892 andere archieven in het turfhok gevonden, en blijkbaar - althans
men vermoedde het toen en zoals nog zal blijken terecht - dat daar rech
terlijke stukken tussen zaten.
Het was een moeizaam onderzoek, dat de heer van Meurs verplicht was in
te stellen. Wij lezen - en het is te mooi om niet in zijn geheel te vermel
den - "Dit onderzoek, waarvoor slechts 2 dagen per week kunnen be
stemd worden, kan met het oog op de bezwaren, verbonden aan verlich
ting en verwarming der ruimten, waarin de stukken zich bevinden, alleen
in de zomermaanden geschieden, terwijl het bovendien zeer wordt be
moeilijkt door de aanwezigheid van een massa volkomen waardeloze
zaken en het eigenaardig Schiedamsch zwart". Dat zwart was niets anders
dan een laag stof en roet, een zelfde laag als de meeste Schiedamse ge
bouwen bedekte en dat afkomstig was van de branderijen.
Het onderzoek loonde wel de moeite, want te voorschijn kwamen inder
daad de "rechterlijke bescheiden", een huwelijksregister en o.a. een oud
keurboek, het laatste eveneens "in defecten staat".
De vondst en de komst van de ambtenaar uit Den Haag was als het luiden
van een noodklok. "Was reeds vroeger", aldus het verslag, "de behoefte
aan betere berging voor het archief gebleken: om de werkzaamheden
hierboven gemeld, voor de gemeente doeltreffend te maken en om de
rechterlijke stukken voor de gemeente te behouden, zal het noodig zijn
voor het archief behoorlijke lokalen beschikbaar te stellen, waar zij veilig
geborgen en voor belanghebbenden ter inzage gesteld kunnen worden".
Het laatste is belangwekkend: men denkt niet alleen meer aan een betere
berging, maar ook aan de openbaarheid der stukken. Bij de bespreking
van de taak van het archief zullen we beide aspecten weer tegenkomen:
berging en openbaarheid.
DE EERSTE ARCHIVARIS
Een ruim vier jaar durend beraad in de Raad volgt na de ontdekking. Het
jaar 1897 bracht de archiefkwestie (zo mogen we het wel noemen) op de
goede weg. Tussen haakjes: de rechterlijke archieven waren intussen naar
Den Haag overgebracht.