Comelis Gips
Gezien vanuit ons perspektief was Cornelis Gips als schilder zijn tijd ver
vooruit. Zoals de schilders nu de fotografie gebruiken door het overschil
deren van geprojekteerde dia's, zo gebruikte hij dit toen nog jonge
medium om portretten te maken. Hij bracht namelijk op vaag afgedrukte
foto's met aquarelverf een zwart/witte overschildering aan. Vanuit deze
techniek ontwikkelde hij tenslotte een eigen portretschilderkunst. In dit
opzicht - het gebruik van fotografie - was hij zeker een voorloper, een
modernist, die pas in Breitner vervolg zou vinden.
Het was overigens geen gebrek aan vaardigheid, dat hij voor deze werk
wijze koos. Gips' opleiding was gedegen en werd met enig succes be
kroond. In 1852 namelijk, tweeëntwintig jaar oud, werd hij in zijn ge
boorteplaats Dordrecht onderscheiden met een geldprijs van f. 25,—, hem
uitgereikt wegens 'vordering in de Schilder- of Tekenkonst'. Hij had toen
een vierjarige opleiding achter de rug bij de Antwerpse schilder Nicaise
de Keijzer (naar wie later de lei genoemd zou worden).
Ondanks deze opleiding leek Gips voorbestemd tot ander werk. In 1857
huwde hij namelijk met Maria Anna Pigeaud, dochter van burgemeester
Abraham Frans Pigeaud, eigenaar van een branderij met zes ketels en
mede-firmant in nog vier andere branderijen. Deze Pigeaud nam Cornelis
in zijn zaak op. Driejaar later begint Gips, met zijn zwager Frans Pigeaud
als firmant, een korenwijnstokerij en lijkt het kunstenaarschap definitief
op de achtergrond geraakt. Toch heeft hij (juist) in deze jaren nog het
hiernaast gereproduceerde portret van zijn schoonvader geschilderd. Het
schilderij is overigens geen voorbeeld van de hierboven omschreven
werkwijze, maar 'normaal', d.w.z. olieverf op linnen. Het behoort nu tot
de collectie van het Stedelijk Museum, samen met nog een tiental kunst
werken, waaronder ook het portret van de schilder P.J. Mak (zie ook
'Scyedam, jrg. 4, nrs. 5 en 6).
Hij blijft dan ook - min of meer - zijn opleiding trouw en maakt zich ver
trouwd met de fotografie, de branderszaken overlatend aan zwager
Frans. Zijn tekenkunst houdt hij op peil door les te geven aan de Avond-
tekenschool, gevestigd boven de Beurs. Dit mondt tenslotte uit in zijn
benoeming tot tekenleraar aan de plaatselijke H.B.S. Dat hij daarnaast
is blijven schilderen, blijkt uit de overzichtstentoonstelling die na zijn
dood in 1892 in de grote zaal van 'Musis Sacrum' gehouden wordt.
Het is een uitgebreide verzameling, waarvan "het meeste alleen door zijn
intieme kennissen was gezien", aldus de Schiedamsche Courant van 25
juni 1892.
(wordt vervolgd)
CEES VAN DER GEER