personen aan die deelnamen aan een rooms-katholieke eredienst. Voor
zover bekend was dit de laatste keer dat in Kethel de justitie daadwerke
lijk optrad bij een eredienst van "paapsgezinden". Nog lang nadien kla
gen de Hervormden bij de baljuw erover, dat in Kethel de rooms-katho-
lieke eredienst in het openbaar wordt beleden, doch zij worden telken
male met een kluitje in het riet gestuurd.
Zoals zijn directe voorgangers, woonde Adrianus van Wijck in bij een
zekere Arent Sijmonse van Dijck in Noord-Kethel. Later zou Van Dijck
zijn boerderij cum annex verkopen aan de Rotterdamse advocaat Mr.
Hendrik Roos, een "stroman" van pastoor Van Wijck. Immers, in diens
testament lezen we, dat een deel van het huis, tuin en boomgaard aan
hem toebehoort, doch op naam van Hendrik Roos staat.
Dat Van Wijck het grootste deel van zijn leven in de parochie Kethel
heeft moeten slijten (bijna 40 jaren) zal hij ongetwijfeld te danken heb
ben gehad aan zijn optreden tegen lieden die hij ervan verdacht het Janse
nisme aan te hangen. Aangezien zich daaronder ook superieuren van hem
bevonden kwam dat zijn promotiekansen niet ten goede.
JANSENISME
Jansenisme was, zoals we al zagen, een vies woord voor Van Wijck.
Het is afgeleid van de Nederlandse godgeleerde Cornelius Jansenius
(1585-1638), die er een strenge interpretatie van de genadeleer van
Augustinus op nahield, welke opvattingen hij neerlegde in het posthuum
verschenen "Augustinus". Met name vond Jansenius dat de predestinatie
leer van Augustinus in de kerk te veel was verwaterd, en was het hem
derhalve een doorn in het oog, dat men in de kerk thans meer waarde
hechtte aan de leer van Pelagius: een Britse monnik uit de vijfde eeuw.
die erfzonde maar onzin had gevonden.
De volgelingen van Jansenius wilden de door het concilie van Trente
gedomineerde theologie ombuigen in de genadeleer van Augustinus, wat
paus Urbanus VIII in 1642 deed besluiten om het genoemde boek van
Jansenius te veroordelen.
Het rommelde echter door in Jansenistische kringen. In 1665 eiste paus
Alexander VII dat de gehele geestelijkheid een formulier zou onderteke
nen van onderwerping aan het kerkelijk gezag. Omdat koning Lodewijk
XIV de eis van de paus steunde, waren een heleboel Jansenisten genood
zaakt Frankrijk te ontvluchten. Velen van hen kwamen in Holland te
recht, onder andere in Delft.
Het was pastoor Van Wijck niet ontgaan dat ook in zijn omgeving de
leerstellingen van Jansenius werden verkondigd. Zijn eerste confrontatie