12
dienaangaande was met Karei de Bont, pastoor van Vlaardingen, die de
brutaliteit had om zelfs Van Wijcks parochianen met "Jansenisterie" te
besmetten. Van Wijck beklaagde zich hierover bij Van Neercassel - hoofd
van de Hollandse missie doch aangezien deze prelaat zelf niet vrij was
van sympathieën jegens het Jansenisme, was Van Wijck hier wel erg aan
het verkeerde adres.
Nu was Adrianus van Wijck weliswaar sedert 1665 in naam pastoor van
Kethel, doch hij kon dat niet zwart op wit aantonen. We kunnen ons dan
ook wel indenken, hoe bang hij was voor de blijkbaar door hoger hand
begunstigde Karei de Bont, en dat hij alles op alles zette om een schrifte
lijke bevestiging van zijn aanstelling in Kethel te verkrijgen. Dat gelukte
hem eindelijk in 1681, zodat hij van toen af aan ook pastoor op papier
was.
Na de dood van de apostolische vicaris Van Neercassel (1686) werd Van
Wijcks naam genoemd als diens mogelijke opvolger.
Zijn kandidatuur werd vooral gesteund door de paters Jezuieten, die
Van Wijck graag voor hun anti-Jansenistisch karretje gespannen hielden.
De hogere geestelijkheid van de Hollandse missie evenwel had zijn
eigen kandidaat in de persoon van Petrus Codde, wiens kansen op het
opengevallen ambt groter werden, toen de door de missie naar Rome
afgevaardigde Theodorus de Cock pastoor Van Wijck aldaar als een
heethoofd en een onruststoker afschilderde.
Wat te verwachten was gebeurde: Petrus Codde werd als opvolger van
Van Neercassel benoemd.
De nieuwe apostolische vicaris - lang niet zo'n grote persoonlijkheid als
zijn voorganger - was voor Van Wijck een dankbaar object voor het bot
vieren van zijn ongenoegens. Immers, ook Codde verdacht hij - en niet
ten onrechte - van Jansenisme. .Het lag voor de hand dat Codde de akti-
viteiten tegen zijn persoon beu werd. Hij suspendeerde Van Wijck als pas
toor van Kethel, doch die ging in beroep in Rome en bleef waar hij was.
In Rome was Van Wijck al een bekende figuur geworden, vooral door de
geschriften die hij regelmatig in druk liet verschijnen en waarin hij van
leer trok tegen het Jansenisme. Ondanks Van Wijcks goede bedoelingen
werden vele van zijn geschriften op de index geplaatst, omdat er zonder
toestemming van Rome geen werken mochten worden uitgegeven over de
vraagstukken der Genade en Voorbeschikking: deze delicate onderwer
pen mochten alleen worden behandeld door een bepaalde groep kardi
nalen en godgeleerden.
Codde maakte van de geschriften van Van Wijck dankbaar gebruik om
hem in Rome zwart te maken. En hij kreeg zijn zin: Van Wijck werd
bevolen zich bij hem te verontschuldigen en de veroordeling van zijn