14
aangezien diens zuster Maria van Wijck in Kethel was blijven wonen. Zij
overleed in zijn woning op 9 februari 1715. Naar aanleiding hiervan no
teerde de pastoor in zijn "lijst van weldoeners":
"Maretie van Wijck, geestelijck doghter, heeft gewilt dat naar haar doot
soude gegeven worden, de silveren lampe: hetwelck oock is geschiet ende
aan de kerck wordt toegeëijgent."
En over Van Wijck, die op 16 december 1719 te Calcar overleed:
"Den Eerwerdighen heer Adrianus van Wijck, eertijts pastoor en Land
deken in de Kethel heeft ghelaten aan de kerck de huijsiens en thuin
ende daarom moeten jaarrelijck dri missen gedaan worde in de Kethel,
waartoe de kerckmesters verbonden sijn te geven voor elcke mis eenne
gulden."
Buiten hetgeen in de oude stukken over Van Wijck geschreven staat, her
innert alleen nog zijn portret in de pastorie te Kethel aan zijn pastoraat
aldaar.
Zoals gezegd is dat portret zwaar beschadigd. Restauratie ervan dient op
korte termijn te geschieden, willen de gevolgen van die beschadiging niet
erger worden.
Tenslotte gaat het hier om iets unieks: een tastbare herinnering aan een
man die niet alleen in de geschiedenis van Kethel maar ook in die van het
katholicisme in Holland een belangrijke plaats inneemt.
AAD VAN DER TANG
Op het helaas zwaar beschadigde portret van pastoor Adrianus van Wijck
bevindt zich in de linker bovenhoek het volgende jaarschrift, waarvan de
Romeinse hoofdletters (cijfers) het jaartal 1708 aangeven.
"aDrianus Van WIJCK In Vera reLIgione Vere ferVens pro fiDe Catho-
LlCa his terris eXtorrls CaLCariae VIVIt".
Op de lijst onder het portret lezen wij:
"Pervigil et fide conspicuus, Pastor ab anno 1666 ad annum 1704 in
Kethel et Souteveen necnon missionarius in Vlaardinger Ambacht. In
exilio rector vener. conv. St. Ceciliae Calc. Proto Notar. Apost., Archi-
Presb. Delft et Archi-Episc. commis: Calcariae obiit 16 december 1719".