Adrianus van Wijck (16411719) DE JANSENISTEN-JAGER VAN KETHEL De rooms-katholieke parochie van Kethel mag zich erop beroemen een pastoor te hebben gehad, die tot in Rome berucht was. Vanuit zijn portret, dat in de pastorie van de Jacobus-kerk hangt, kijkt Adrianus van Wijck met zelfgenoegzame blik op ons neer: een blik die er niet vriendelijker op geworden is toen zijn gezicht, bij een onjuiste behandeling van het portret, zwaar werd beschadigd. Het is waar dat deze pastoor niet uit de roerige periode in de geschiede nis van de Nederlandse kerkprovincie, voorafgaand aan de Utrechtse scheuring, is weg te denken, doch het is eveneens een feit dat over zijn rol daarin nogal uiteenlopend wordt gedacht. Voor de pastoors die na Van Wijck in Kethel stonden - zoals de strijd vaardige pastoor Nicolaas Colijn, die de geschiedenis van zijn parochie op zijn duimpje kende getuige de geschiedschrijving die hij naliet - was Van Wijck een held en een martelaar; dat laatste vanwege dien verban ning uit deze streken. Professor L.J. Rogier echter laat in zijn bekende studie over het Katho licisme in Noord-Nederland in de zestiende en zeventiende eeuw weinig van de man heel als hij schrijft: "Adriaan van Wijck was een wat opgeblazen, ijdel man, een opgewonden persoonlijkheid met veel van de querulant; in zijn roerigheid zag hij tegen geen vrij vulgaire middelen op om Jansenisten te ontmaskeren, wat wel zijn meest geliefde bezigheid scheen. Hij was pastoor te Kethel, tussen Overschie en Schiedam en placht de weekmarkt in de omgeving af te lopen om de katholieke boeren uit te horen over hun pastoor.". Dat Van Wijck inderdaad geen gelegenheid onbenut het om zijn anti- Jansenistische gevoelens uit te dragen, daarvan getuigt onder meer het testament dat hij, kort na zijn verbanning, op 21 mei 1704 schreef. Hij zegt dan alles wat hij aan onroerend goed bezit, na te laten aan de parochie Kethel, echter met dien verstande, dat als er na hem te Kethel een priester mocht komen "besmet met eenige nieuwigheid die men Jansenisterie noemt", die bezittingen aan zijn wettige erfgenamen zullen vervallen. Op dezelfde dag dat Adrianus van Wijck tot priester werd gewijd (2 au gustus 1665) werd hij tot pastoor van Kethel en Zouteveen aangesteld als opvolger van Isaac Pijnacker. In die tijd stonden de katholieken en hervormden in Kethel op niet al te beste voet met elkaar. Tien jaren tevoren had de baljuw ten huize van Arent Jaspers een inval gedaan, en met succes, want hij trof er circa 150

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1979 | | pagina 9