Schiedamse houtzaagmolens
9
In het begin van de 19e eeuw telde Schiedam 23 molens, waaronder twee
houtzaagmolens. In tegenstelling tot de brandersmolens is er weinig over
de houtzaagmolens gepubliceerd.
De windmolen is eeuwenlang alleen gebruikt voor het malen van koren.
In de 14e eeuw verschijnen de poldermolens en op het einde van de 16e
eeuw gaat men industriemolens bouwen. In 1592 bouwde Cornelis Cor-
nelisz. van Uitgeest een windmolen welke door middel van een krukas
een zaagraam in beweging bracht: de eerste houtzaagmolen. Hij kreeg
octrooi op zijn uitvinding. De eerste twintig jaar heeft men kennelijk
nodig gehad om de kinderziektes te overwinnen. Er zijn in die periode
wel enkele houtzaagmolens gebouwd, maar na circa 1614 gaat men ze in
grotere getale bouwen. In 1630 stonden er in de Zaanstreek reeds 53
houtzaagmolens.
In Schiedam keek men eerst de kat uit de boom, want daar werd ruim
honderd jaar later de eerste houtzaagmolen gebouwd. Weliswaar werd op
10 januari 1660 door ene Dirk Janszoon tot de vroedschap het verzoek
gericht om op een erf 'besuyden het Cruythuys' een 'saegmolen' te mo-
„en bouwen, doch om onduidelijke redenen is die molen er nooit geko
men. Joost Claesz. van Miert vroeg op 13 januari 1664 'een bequame
plaats van 10 roede lanck en seven roede breedt, mitsgaders nog een som
ma van twee duysent guldens voor de tijd van drie jare sonder interest'
voor het bouwen van een houtzaagmolen. Hij kreeg toestemming hier
voor, met uitzondering van de f. 2.000,— Dat laatste zal wel de reden
zijn geweest waarom ook die molen nooit gebouwd is.
In 1691 werden de 'delen en balken' voor de stadsfabriek nog steeds in
Rotterdam gezaagd. In die stad namelijk had men het bouwen van hout
zaagmolens wel noodzakelijk geacht en was men er in de tweede helft
van de 17e eeuw mee begonnen. Circa 1700 waren er aldaar acht hout
zaagmolens in bedrijf.
In mei 1723 verzocht Jacob Bernouw om grond tussen 'de gewesene
's lands magazijn en de varkenssluis' om daarop een achtkante houtzaag
molen te kunnen bouwen. (Bij de hierboven vermelde drie verzoeken
ging het telkens om hetzelfde stuk grond.) In de vergadering van de
vroedschap van vrijdag 4 juli 1723 kreeg Jacob hiervoor toestemming.
De prijs van de grond bedroeg f. 400,-. De rest van de grond werd hem
toegezegd tegen een erfpacht van f. 36,— 's jaars. Tevens ontving hij een
lening van de stad Schiedam van f. 3.000,— tegen 3 procent 's jaars, het
bedrag dat nodig was voor de bouw van 'een agtkante houte zaegmolen'.
Kennelijk is de Schiedamse houthandel niet bij machte geweest zelf een
molen te financieren.) Volgens de transportakte ging het om 'een zeker
stuk land of erff lang 144 voeten en breet 37 voeten, makende te samen