10
seksuelen te hebben gehad. Zo weet hij er uit zijn blote hoofd een paar op te
noemen: Landman, de zoon van een brander, en een Fransman, Flama ge
naamd. De laatste had hij eens horen naroepen: 'Gaat weg, geblankette sodo-
mieter!'.
Als hij drie dagen in Schiedam zou verblijven, dan zou hij zeker meer homo
seksuelen kunnen opsporen.
Arme Van der Hoop, arme Peltzer. Zij hadden zich weer schromelijk in de Jus
titie vergist! Want Arij Bezemer bleek toch niet zo corrupt als ze dachten. Op
diezelfde zaterdag namelijk werden beiden in hechtenis genomen. De daarop
volgende maandag begaven Jan Somhoff, gerechtsbode, Arij Bezemer en enige
dienaren van de Justitie zich naar het huis van Jillis Bruggeman op de Korte
Dam (hoek Hoogstraat) met de bedoeling hem in hechtenis te nemen. Ze troffen
er echter alleen een oude vrouw aan die beweerde dat Bruggeman niet thuis
was, hetgeen huiszoeking bevestigde.
Na langdurige verhoren werd op 5 mei 1799 in de zaak Van der Hoop-Peltzer
vonnis gewezen. Pieter Peltzer, die tot zijn verdediging had aangevoerd dat hij
door Van der Hoop op het slechte pad was gebracht, kwam er vanaf met acht
dagen op water en brood en zes jaren verbanning uit de stad en jurisdictie.1
Johannes Gijsbertus van der Hoop daarentegen moest zwaar voor zijn chantage-
praktijken boeten: hij werd veroordeeld tot een 'strengelijke' geseling met de
roeden en bovendien tot vijfentwintig jaren verbanning uit de Bataafse Repu
bliek. Drie dagen later werden de vonnissen voltrokken.
Of beiden zich ooit nog door middel van 'hulp' aan de Justitie hebben trachten
te verrijken, is mij niet bekend. Wellicht zal Van der Hoop na zijn afstraffing,
elke keer als hij aan homoseksuelen dacht, zich ook zijn ontmoeting met de
scherprechter hebben herinnerd!
Beiden bereikten een voor die tijd hoge leeftijd: Van der Hoop, die twee maal
gehuwd was, overleed in 1837 te Rotterdam, en Pieter Peltzer, weduwnaar van
Catharina Miller, overleed in 1843 eveneens te Rotterdam.
Vlucht
Jillis Bruggeman had lont geroken en was de stad uitgevlucht. Eerst begaf hij
zich naar zijn zoon in Embden, waarna hij van hot naar her trok, zijn kost ver
dienend met, onder andere, negotie in gist en het verkopen van Neurenberger
waren. Van zijn vrouw met wie hij aanvankelijk een briefwisseling onderhield,
ontving hij zo nu en dan geld.
In 1802 liet zij hem echter dagvaarden wegens het verlaten van haar en haar
kinderen. Op zaterdag 11 september 1802 zou hij te Schiedam aanwezig moeten
zijn om 'dissolutie' (d.i. ontbinding) van zijn huwelijk aan te horen en eventueel
i) Rechtsgebied.