8
van haar zoon te hebben ontvangen. Hoe dan ook: Van der Hoop was van de
inhoud van minstens één van die chantagebrieven op de hoogte. Een zo n brief
- de enige die niet aan de moeder van Scheurkogel maar aan Bruggeman zelf
was gericht - schreef hij over in het Hollandsche Coffijhuis te Rotterdam. Na
dien zou hij Bruggeman nog verscheidene malen hebben ontmoet, onder andere
ten huize van juffrouw Wolteling (zuster van Jan Gerrit Wolteling) aan de
Delftsche Vaart te Rotterdam, alwaar lieden die niet bepaald zuiver op de
graat waren bijeen plachten te komen.
Van der Hoop, we zagen het al, deugde niet. Doch dat het Kwaad in ons niets
anders is dan het Goede dat door zijn eigen honger en dorst wordt gekweld,
daarvan was Van der Hoop het vleesgeworden bewijs. Want opeens ging hij
nobele gevoelens jegens zijn medemens koesteren en besloot hij de Justitie zijn
diensten aan te bieden. Hierbij kreeg hij steun van zijn vriend Pieter Peltzer
(geb. Rotterdam 1772). Het was in maart 1799 dat het duo Van der Hoop-
Peltzer zich tot de schout van Rotterdam wendde om hem bij het opsporen
van criminelen behulpzaam te zijn. Echter, de schout bleek een ondankbaar
persoon die geen prijs stelde op hun hulp. Teleurgesteld togen ze naar Den
Haag, alwaar ze de onderschout aanboden om in een zeker 'hoerhuis', gedre
ven door een madame die 'de paardekop' werd genoemd, zo'n herrie te
schoppen, dat de onderschout een goede reden zou hebben om in dat huis een
inval te doen. Ofschoon ze natüürlijk geen geld voor hun medewerking wilden
hebben, zouden ze een tastbare blijk van waardering van de kant der Justitie
toch niet afslaan. Edoch, ook hier bleek men geen behoefte aan hun hulp te
hebben. Maar Van der Hoop en Peltzer lieten zich niet uit het veld slaan. Van
der Hoop herinnerde zich namelijk dat hij nog steeds een afschrift in zijn bezit
had van een chantagebrief aan Jillis Bruggeman. Pieter Peltzer wist ook wel
wie Jillis Bruggeman was. Samen met Van der Hoop had hij hem eens in een
herberg te Rotterdam ontmoet en ook hij had horen verluiden, dat Bruggeman
een homoseksueel was.
Allengs ontstond nu het volgende plan: Pieter zou het door Van der Hoop
gemaakte afschrift wederom kopiëren aangezien zijn handschrift meer op dat
van Scheurkogel geleek. Met die tweede kopie zouden ze dan de onderschout
van Schiedam benaderen om met hem goede zaken te doen.
Pieter kopieerde de brief in een door Van der Hoop gehuurde tuin in de Scho-
kelboschlaan te Rotterdam. Die tuin had Van der Hoop voor 110,- gehuurd
van ene Van Amerongen, een timmermansbaas. Hij wilde in de tuin homo
seksuelen lokken, teneinde ze te kunnen aftuigen en ze vervolgens aan de Jus
titie te kunnen uitleveren. Zijn afkeer van homoseksuelen was waarschijnlijk
hieraan te wijten, dat hijzelf niet voor helemaal 'mannelijk' werd aangezien. Zo
was Pieter Peltzer er eens getuige van dat een kastelein Van der Hoop weiger
de te bedienen, zeggend: 'Ik tap aan geen meijsjes'.