9
Naar Schiedam
Op dinsdag 2 april 1799 begaven Van der Hoop en Peltzer zich naar Schiedam,
alwaar ze in de Plantage de onderschout van Schiedam, Arij Bezemer, ont
moetten. Omdat Van der Hoop met hem de zaak in alle rust wilde bespreken,
togen ze met hun vieren (er was ook een dienaar van de Justitie bij) naar de
herberg 'De Romeijn', gelegen buiten de Overschiese Poort. Aldaar nam Van
der Hoop de onderschout apart en vroeg hem of hij soms Scheurkogel en Brug-
geman kende. Op Arij Bezemers vraag, waarom hij die personen dan wel moest
kennen, legde Van der Hoop hem de zaak uit. Als meneer Bezemer nu zo
vriendelijk wilde zijn om naar Jillis Bruggeman toe te stappen en hem mede te
delen dat een van de chantagebrieven door de Justitie was onderschept, dan
zou Bruggeman er zeker alles voor over hebben om die brief in zijn bezit te
krijgen. Het 'zwijggeld' zouden ze dan met hun drieën delen. Bezemer deed het
voorkomen niet afkerig te zijn van zulk een plan en nodigde Van der Hoop
uit om op 4 april bij hem thuis de zaak nog eens door te nemen. Of Arij Beze
mer de reputatie genoot van corrupt te zijn, weet ik niet. Dat Van der Hoop
eens tegen Peltzer had gezegd 'dat het zeer wel uit zoude vallen met den
schout', doet wel zoiets veronderstellen, hoewel het waarschijnlijker is dat de
heren er naieve ideeën op na hielden waar het de integriteit van Gerechts
dienaren betrof.
Die donderdagmiddag spraken Van der Hoop en Bezemer elkaar weer. Pieter
Peltzer was achtergebleven in de herberg van Gerardus Swaan omdat hij 'geen
kunde van de zaak had'.
Bezemer zei, dat hij nog niet bij Bruggeman was geweest, en dat hij dat ook
niet zou doen alvorens hij de bewuste chantagebrief met eigen ogen zou hebben
gezien. O, maar die brief wilde Van der Hoop voor nog geen duizend gulden
uit handen geven. Wel wilde hij hem er een kopie van bezorgen. Als de onder
schout een half uurtje geduld wilde oefenen, dan zou hij hem die kopie bezor
gen. IJlings begaf Van der Hoop zich naar Peltzer, die onder het genot van
een kop thee met spanning op diens komst zat te wachten. Met de door Peltzer
vervaardigde kopie haastte hij zich weer terug naar Arij Bezemer. Hij drukte
hem opnieuw op het hart met Bruggeman 'een voordeelig accoord te maken',
waarop ze een nieuwe afspraak maakten.
Ook die zaterdag, de dag van de afspraak, bleef Pieter Peltzer in de herberg
van Swaan achter. Van der Hoop had nu een langer onderhoud met de onder
schout. Enthousiast vertelde hij hem over zijn tuin in de Schokelboschlaan.
Daar kwamen 's zomers mannen en vrouwen bijeen, zo wist hij, om sodomie
en andere 'boeleringen' te bedrijven. Als Bezemer er prijs op stelde, zou Van
der Hoop hem eens uitnodigen, zodat hij de zonde met eigen ogen zou kunnen
zien bedrijven.
Overigens schijnt Van der Hoop een goede neus voor het opsporen van homo-