48 Rondom Liduina Thomas een tractaat op zijn naam heeft staan, dat getiteld is Vallis Liliorum, Leliëndaal, precies de naam van het klooster aan de Lange Achterweg. Thomas van Kempen's leven van Lidwina verscheen in druk in 1448. Dan noem ik nog de levensbeschrijving van Johannes Brugman, de Franciscaanse volksprediker, wiens welbespraaktheid nog voortleeft in het gezegde 'praten als Brugman'. Ook hij wil stichten volgens het principe van woorden wekken, voor beelden strekken. Blijkens zijn proloog heeft Brugman zijn arbeid voltooid in 1456, blijkens de epiloog is het werk in 1498 gedrukt te Schiedam in het klooster van St. Anna bij de Noordmolen. Voor zover bekend is dit boek het eerste in Schiedam gedrukte boek. Een origineel exemplaar is op de tentoonstelling aan wezig. Het is verlucht met houtsneden. Prof. dr. W. Moll vermeldt in zijn studie over Johannes Brugman (Johannes Brugman en het godsdienstig leven onzer vaderen in de vijftiende eeuw, Amsterdam 1854, deel II, p. 136 noot 1), dat volgens overlevering de houtsneden de afbeeldingen zijn van 20 schilderijen, waarmee Lidwina's kapel was versierd. Het boek is eigendom van de Oud- Katholieke Kerk van Schiedam en door deze welwillend in bruikleen afgestaan. Alle latere levensbeschrijvingen gaan op deze middeleeuwse terug. Volledigheids halve noem ik er enige om u de indruk te geven, hoezeer Lidwina de mensen blijft bezighouden. In 1901 verscheen een Leven van de hand van Huysmans, dat vele malen is herdrukt. In 1923 deed Hubert Meuffels een Leven het licht zien. In 1964 tenslotte verscheen een levensbeschrijving door Annie Westerman onder de titel Het bed vol doorns. Dit jaar bracht een geheel nieuwe studie. Dr. Stolk, psychiater van professie, verdiepte zich in het leven van Lidwina en poogt van haar ziekten een moderne verklaring te geven. Hij maakt daarbij gebruik van de botten, die in 1948 in de Grote Kerk in de grafkelder van Lidwina zijn gevonden en die hoogst waar schijnlijk - vrij zeker - van haar afkomstig zijn. Hij vergelijkt het ziektebeeld, dat deze botten oproepen, met de gegevens in het Leven van Gerlacus en komt dan tot zijn inmiddels bekend geworden conclusie: de oorsprong van Lidwina's ziekte is terug te voeren op hysterie. Het meest opmerkelijke is m.i. echter wel, dat de botten het verhaal bij Gerlacus bevestigen, wat de indruk dat wij hier van doen hebben met een ooggetuigeverslag alleen maar kan versterken. Het onmiddellijke gevolg van deze belangwekkende studie is geweest, dat Lidwina - en met haar Schiedam - de landelijke pers haalde. Naast waardering was er kritiek op deze door de auteur zelf genoemde 'kritische hagiografie'. Zo zou de schrijver het historisch kader te veel hebben verwaarloosd, zodat Lidwina ergens in de lucht hangt. Dezelfde kriticus, in nota bene de katholieke Volkskrant van 17 maart j.L, bestaat het om de levensbeschrijvingen elke historische waarde te ontzeggen en Lidwina te vergelijken met Couperus' Eline Vere, beiden zijnde een produkt van een schrijfprocédé. Duidelijk dus iemand die het allerlaatst een opmerking over het ontbrekende historische kader mag maken, daar hijzelf van de Moderne Devotie - en dat is het kader waarin Lidwina geplaatst moet worden - geen enkele notie heeft. Had hij die kennis wel gehad, dan had hij geweten dat in de Kroniek van Windesheim een betrouwbare bron verhaald wordt dat Johannes Busch, monnik in het door de Moderne Devotie nabij Zwolle gestichte klooster Windesheim en bekend als kloosterreformator, Lidwina bezocht heeft en haar bij die gelegenheid een door de mysticus Hendrik Mande speciaal voor haar

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1980 | | pagina 20