De grafzerk van Liedewy
toestand van de zerk rechtvaardigt dit oordeel. Hoe anti-paaps men vooral aan
het begin van de 17e eeuw ook moge zijn geweest! In Schiedams Grote Kerk werd
in 1651 een provinciale synode gehouden. Deze bepaalde o.a.: dat men door
gaans in de predikatiën de grouwelen des Pausdoms naektelijk voor de oogen der
Gemeente afschildere Desondanks heeft de stille reverentie ten opzichte van
Liedewy het gewonnen: de zerk werd, zij het achter de hand, bewaard!
Men kan daar niet dankbaar genoeg voor zijn. Alleen al omdat hierdoor één van
de oudste graftomben in ons land de tand des tijds en modieus van de hand doen
heeft overleefd. Bovendien houdt de zerk de herinnering levend aan de vrouw
door wier invloed na haar dood de Schiedamse hoofdkerk eruit ziet zoals zij eruit
ziet. Merkwaardig: het ontstaan van de Grote Kerk is te danken aan Vrouwe
Aleyd; haar laatste vergroting aan Liedewy! Twee vrouwen waaraan Schiedam
verplichtingen heeft.
Op de zwarte zerk is Liedewy afgebeeld in half relief, gekleed als de zusters van
de derde orde van Sint Franciscus, zoals zij ook was afgelegd. Haar oudste levens
beschrijver bericht dat men na haar dood een soort diadeem van perkament op
haar hoofd plaatste, waarop de namen van Jezus en Maria waren geschreven en
doorschoten harten stonden afgebeeld. Op de zerk houden vanuit wolken aan
vliegende engelen een kroon boven haar hoofd. Met grote zorgvuldigheid en
kennis van zaken is dus getracht om een werkelijk beeld van de gestorvene te
geven. Reden te meer om P. Groenendaal's veronderstelling betreffende het ont
staan van de zerk tegen het einde van de 15e eeuw zwaar te laten wegen. In de
hoeken van de zerk zijn in medaillons de symbolen van de vier Evangelisten uit
gehakt. Aan de noord- en westzijde van de zerk (men begroef met de voeten
naar het oosten en plaatste grafzerken overeenkomstig) is op de geschuinde rand
te lezen: 'Int iaer ons heren M cccc ende xxxiii opten xiiii dach in april doe
staerf liedewy de macht tot scyedam'.
Welnu: al kopiërende groeide mijn respekt.
Ondanks alle geschondenheid is er zelfs enigszins sprake van een gelaatsuit
drukking. Het ligt er maar aan hoe de figuur wordt belicht. De plooival van het
gewaad is natuurlijk en met grote zorgvuldigheid gebeeldhouwd. De figuur is
wel langgerekt, maar men mag niet vergeten dat het lange gewaad onder de
voeten is samengevouwen. De houding van de armen is zeer normaal. Ook de
beweging van de weliswaar kleine engelen is overtuigend.
Van het geheel gaat een grote rust uit, te meer daar iedere versiering ontbreekt,
zodat alle aandacht op de gestorvene valt.
Wat mij nog nooit was opgevallen ontdekte ik bij het natekenen. Liedewy's linker
hand de minst gehavende - rust op een voorwerp dat ik eerst voor een soort
sabel aanzag. Haar vingers liggen dan op het lemmet, terwijl het gevest boven de
hand zichtbaar is. Wat ik echter eerst voor het dwarsgedeelte van het gevest aan
zag bleek de duim van de linkerhand te zijn, geheel conform de houding van de
erg beschadigde rechterhand. Was het voorwerp dan een stok? Misschien het
hennepstokje dat Liedewy gebruikte om zonder zich op te richten haar bed
gordijnen open en dicht te schuiven? Zou het de rozetak kunnen zijn, Liedewy's
embleem? Maar daar is het voorwerp te kaarsrecht voor. Of de ellemaat, waar
mee zij de stoffen mat voor het kleden van behoeftigen, zoals afgebeeld op één
van de houtsneden in Brugman's 'Vita'l Tenslotte: zou het een kaars zijn?