36 De statie der Dominicanen de periode 1566-1567 van zich liet spreken vanwege zijn felle uitlatingen op de preekstoel, ontbreekt verder elk spoor. Kloosters Behalve de Grote of St. Janskerk bevonden zich op het ogenblik der geuzen- intocht in de stad drie vrouwenkloosters: het St. Ursulaconvent, het St. Anna- convent en het convent van Leliëndaal; verder een mannenklooster, namelijk dat der Kruisbroeders, een begijnhof en nog een godshuis: het St. Jacobsgasthuis met kapel. De stadsregering bepaalde op 23 augustus 1572, dat al deze gebouwen bestemd bleven voor de katholieke eredienst, terwijl alleen de Grote Kerk voor de nieuwe religie zou beschikbaar gesteld worden, maar ook in Schiedam kwam er van deze religievrede zeer weinig terecht. Ondanks herhaalde en scherpe protesten van burgemeesters en schout, die blijkbaar tegen de door geuzensoldaten gesteunde gereformeerden niet konden optornen, werden begin October en half december 1572 ook de kloosters het slachtoffer van de beeldenstorm. Waarschijn lijk werden de kloosterlingen rond deze tijd reeds uit hun huizen verdreven. Een argument hiervoor is, dat het laatste geschrift, dat wij bezitten van het St. Ursula convent, namelijk een register van landerijen en van de ontvangen pachten en renten, begonnen in 1570 door de pater van het klooster, is bijgewerkt tot 1572. Bovendien ging eind 1573 te Amsterdam het bericht, dat twee zusters uit het St. Annaconvent nog steeds het religieuze kleed droegen, ondanks bedreiging met gevangenschap. Blijkbaar vormden de twee zusters een uitzondering en waren de anderen reeds noodgedwongen overgegaan tot het dragen van lekekleding. Het convent der Kruisbroeders werd in 1574 verwoest en hun grondgebied binnen de stad werd bij resolutie van de vroedschap, d.d. 23 april 15841 verdeeld in percelen en verkocht, dit overigens pas bijna zeven jaar, nadat de staten van Holland het beheer over de kloostergoederen, die binnen de steden gelegen waren, aan de stadsregeringen hadden overgelaten (resolutie van 23 mei 1577)- Op de stads- kaart van De Gheyn uit 1598 komt het kruisbroedersklooster niet meer voor, maar nog wel de conventen van St. Anna en van Leliëndaal, die dan als gebouwen nog intact zijn, terwijl ook het begijnhof nog duidelijk staat aangegeven. Vanaf het ogenblik, dat de watergeuzen - desperado's, die weinig te verliezen en veel te winnen hadden en die in hun haat tegen de bestaande orde de nauw bij deze orde betrokken kerk insloten - de stad bezetten, kwam de tot dan toe officiële oude religie ook te Schiedam via een korte periode van gelijkberechtigd heid met de nieuwe, tot de positie van een onderdrukt geloof. De oude kerkelijke organisatie wist met deze nieuwe situatie aanvankelijk geen raad. Vele sporen in Schiedamse bronnen wijzen erop, dat de oude kerkelijke structuur zich bij de nieuwe toestand neerlegde zonder veel verzet. De later door de geuzen dodelijk mishandelde priester Gerrit Jakobsz. had reeds in het begin van 1573 een rekwest tot alimentatie ingediend en de verwachting leefde, dat ook andere priesters dit zouden doen en zich dus met behoud van een jaargeld uit de zielzorgelijke praktijk zouden terugtrekken. Inderdaad diende de prior van de Kruisbroeders op 7 november 1578 een dergelijk rekwest bij de vroedschap in en evenzo Cornelis Gerrit Baerthoutsz. van der Goude, eertijds pater van het St. Ursulaconvent, op 2 september 1589. Wel werd later de alimentatie van deze priester ingetrokken,

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1980 | | pagina 8