De statie der Dominicanen
getuige zijn verzoek om hervatting van de betaling, dat hij tot de vroedschap
richtte op i september 1603, maar de oorzaak hiervan wordt verder niet gemeld
en zijn hernieuwd verzoek werd welwillend ontvangen. Het is echter mogelijk,
dat deze intrekking van alimentatie inderdaad als strafmaatregel bedoeld is
wegens het uitoefenen van enig zielzorgelijk werk. Cornelis van der Goude leek
zich immers ook in 1572 niet zonder meer bij de gang van zaken neer te leggen,
want na de vlucht van pastoor Clemens Hueckenhorst heeft hij korte tijd de
vacante pastoorplaats bezet, ofschoon hij geen kanunnik van Mariënweerd was.
Jacob Maertensz., burger van de stad en eertijds een religieus, die voor de
alteratie sommige vicarieën1 bezeten had, diende eveneens een verzoek tot
alimentatie in en ook hierop werd gunstig gereageerd. Ook een groep vrouwelijke
religieuzen ontving een jaarlijks onderhoudsgeld, zoals blijkt uit het feit, dat zij
op 3 november 1608 een extra toeslag ontvingen van de stadsregering 'ten opzien
van haren ouderdom, cleijn getal ende duijrte des tijts'. Veel tekens dus van aan
passing en zich neerleggen bij de bestaande situatie; praktisch geen sporen van
verzet. Sommige zusters waren na de ommekeer van 1572 getrouwd, zoals de
geprofeste Aeffgen Jansdr. en de gewezen postulante Anna Pietersdr. uit het
convent van Leliëndaal, anderen leefden nog tezamen. In deze laatste groep zal
de missiekerk binnen Schiedam later haar eerste steunpunt vinden.
Er is dus praktisch geen enkel argument om aan te nemen, dat de katholieke ziel
zorg binnen de stad gecontinueerd is en ook de mogelijkheid, dat Cornelis van
der Goude nog enig zielzorgelijk werk verricht heeft, geeft geen recht om van
een werkelijk ononderbroken katholieke zielzorg te spreken. Wel zijn er veel
argumenten, die erop wijzen, dat de katholieke eredienst gedurende geruime tijd
onderbroken geweest is. Slechts een zeer kleine groep van 150 inwoners was in
1616 dan ook notoir katholiek; de grote massa der burgerij bevond zich in het
niemandsland tussen openlijk katholicisme en openlijk zich aansluiten bij de
reformatie. Deze groep werd daarom noch van katholieke, noch van reformato
rische zijde bij het getal der aanhangers gerekend. De vraag blijft nog, of de
kleine groep van overtuigde katholieken in de periode tussen de oude bediening
van vóór 1572 en de in 1611 te Schiedam begonnen katholieke missie, contact had
of kon hebben met de katholieke zielzorg van elders. Hiervoor blijken inderdaad
verschillende mogelijkheden bestaan te hebben. Op de hofstede Zijdewind aan
de Beukelsdijk onder Delfshaven woonden volgens een oude overlevering sinds
hun verdrijving uit het klooster een aantal Rotterdamse Dominicanen, die nu
eens te Rotterdam, dan weer te Schiedam de katholieken bezochten. Zeker is, dat
hun prior, Petrus Croeswyck Oudziers, actief in de zielzorg werkzaam bleef,
waarom hij in 1574 en in 1583 te Rotterdam veroordeeld werd. Hij overleed in
1593 op vierenzeventigjarige leeftijd. Wellicht zijn deze contacten met de Rotter
damse Dominicanen voor Annetgen Ariënsdr. van der Burch-van Smalevelt een
van de oorzaken geweest, waarom zij in 1616 de Dominicanen voor de missie in
Schiedam vroeg. Aldus vormden deze waarschijnlijk vrij sporadische bezoeken
toch een brug over de periode, waarin te Schiedam de geregelde zielzorg had
1 Vicarie: jaarlijkse rente uit geestelijke goederen ten behoeve van een clericus.
Zielzorg