Het ontstaan van de statie der
Dominicanen te Schiedam 3 Drs. L. R. A. de Jong O.P.
Katholieke herleving te Schiedam: de komst der eerste missionarissen
Over de vraag, in welk jaar de eerste actief werkzame priester zich weer in Schie
dam vestigde, bestaan twee lezingen. In het verslag over de toestand van de katho
lieke kerk in het door opstandelingen bezette gebied, dat Philippus Rovenius in
1611 opmaakte, komt de mededeling voor, dat sinds 1610 te Schiedam een vrome
en redelijk geleerde pastoor, Godefridus van Vliet, de ongeveer honderdvijftig ka
tholieke burgers en de landelijke bevolking uit de omgeving voldoende bedient.
Govert Aertsz. van Vliet schreef zelf echter verschillende keren in zijn boven
genoemd verslag van 1 april 1655 (welk verslag veel waardevolle gegevens bevat
over het hervatten van de katholieke zielzorg in Delft, Rotterdam en Schiedam),
dat hij zich in 1611 te Schiedam vestigde en het ligt voor de hand, dat wij zijn
bericht het juiste achten.
Govert van Vliet
Govert van Vliet werd in 1581 of 1582 geboren. Van afkomst was hij een Fries
en hij studeerde geneeskunde aan de universiteit van Keulen. Zelf schreef hij in
zijn verslag, dat hij in 1599 en 1600 door Gods genade katholiek geworden was te
Delft en hier in contact kwam met de priester Bernardus van Steenwijck. Hij stu
deerde te Keulen voor het priesterschap - wellicht is hij dezelfde, als de door Alb.
Eggius in februari 1608 op de lijst van studenten van het later genoemde Colle
gium Alticollense vermelde D. Godefridus Arnoldi, al klopt dan de opgegeven
leeftijd van 24 jaar niet - en stelde zich in 1608 ter beschikking voor de zielzorg
in Holland. In 1611 bevond hij zich te Enkhuizen, waar hij leed aan 'een quinende
ziekte om de groote benawtheijt'Hier ontving hij het verzoek van Bernardus
van Steenwijck om het pastoraat van Schiedam op zich te nemen, want hij
(Bernardus van Steenwijck) gequelt werde van jufr. vander Burch, dat hij doch
een priester voor haer ende de stadt wilde soecken Op 7 augustus 1612
schreef Godefridus Arnoldi te Delft een brief aan Sasbout Vosmeer. De tweede
december 1613 werd hij genoemd in een lijst van weldoeners van het college te
Keulen, omdat door zijn toedoen honderd gulden aan het college geschonken
waren door een gelovige juffrouw uit Schiedam' vermoedelijk de boven
genoemde juffr. Van der Burch. In Schiedam woonde Govert van Vliet ten huize
van deze dame en bediende van hieruit de katholieken te Schiedam, Vlaardingen,
Kethel, Zouteveen en Maasland, totdat hij onderdak en onderhoud verloor, daar
een Dominicaan zich te Schiedam kwam vestigen in 1616. Hij verhuisde hierop
naar Delft, vanwaar hij ook te Schiedam nog enige zielzorg bleef uitoefenen. In
1656 was hij rustende te Delft. Hij overleed in 1659.
Na deze korte levensschets blijft de vraag, wat de oorzaak was van zijn komst in
Schiedam en vooral van zijn vertrek uit deze stad. Hiermee hangt nauw samen de
vraag naar het waarom van de komst van de Dominicaan en naar de rol, die juffr.
Van der Burch bij deze gebeurtenissen speelde. De opvatting, die de apostolische
vicaris Philippus Rovenius hieromtrent had, vinden we uitgedrukt in zijn verslag
van 1622: 'In Schiedam zijn ongeveer 400 communicanten (dit lijkt een te hoog
1 'A fideli domicella Sciedamensi.' Domicella kan ook gezegd worden van een getrouwde
patriciërsvrouw, die weduwe geworden is.