58 De statie der Dominicanen haar en voor de stad (deze volgorde in beide onderling onafhankelijke bronnen is typerend!). Zij wilde - zouden wij zeggen - iedere zondag de H.Mis kunnen bij wonen. Vandaar haar aanhoudend vragen in 1611 om een saeculiere priester. Vandaar ook, dat zij deze geestelijke, die mede de zorg op zich nam voor de katholieken van Vlaardingen, Kethel, Zouteveen en Maasland, in 1616 liet 'val len' en om een Antwerpse Dominicaan vroeg 'om haer en de Catholyken van Schiedam te bedienen'. Dat de wisseling van missionarissen binnen de stad zich aldus voltrok, valt ook op te maken uit het op 22 juli 1622 door Rovenius bij de nuntius te Brussel ingediende protest, waarin hij vermeldde, dat 'sommigen uit de orde der Predikheren begonnen waren zich in bepaalde plaatsen van Holland binnen te dringen, vooral te Schiedam, waar de officiële pastoor moest vertrek ken, omdat hij uit zijn huis gesloten was'. Het klooster van Antwerpen ging op het verzoek van de weduwe in - de vraag naar het waarom van deze toegevend heid zullen wij later bezien - en zo vestigde zich Gaspar Luypaert o.p. op de plaats van de saeculiere priester. Deze kon hierop weinig anders doen dan naar Delft verhuizen. Aldus kwam de dominicaanse statie te Schiedam tot stand, al zullen wij eerlijkheidshalve de twee verschillende visies op de Hollandse missie van de kant der saeculieren en van die der Dominicanen nog uitvoerig moeten beschouwen. De ontstemming over deze gebeurtenissen binnen het kamp der saeculiere geestelijkheid en met name de kritiek in de verslagen van de apostoli sche vicarissen zijn na het bovenstaande zeer wel te begrijpen. Te Rome spraken zij overigens tot dovemansoren, daar het kerkelijk bestuur in deze periode een duidelijke koerswijziging inzette: het loslaten van de politiek, die de oude kerke lijke structuren naar beste vermogen wilde handhaven, en het inslaan van een nieuwe richting, die een vanuit Rome geleide missionering vrije kansen bood. Bovendien kregen de regulieren, met name de Jezuïeten, er aanzienlijk meer in vloed. Dit geheel van oorzaken had voor Schiedam dit gevolg, dat de vestiging van de dominicaanse statie er gesanctionneerd werd: in de 'Resolutio dubiorum et difficultatum' van 1 mei 1623 werd vastgesteld, dat te Schiedam een Domini caan mocht wonen en werken, die een ordegenoot als socius mocht aannemen. Dit niettegenstaande de pastoorsrechten, die, naar de saeculiere geestelijkheid staande hield, aan Govert van Vliet toebehoorden, zodat de Dominicaan in hun ogen een indringer was. Nog in 1704 zal de saeculiere pastoor te Schiedam, Joannes Tibbel, in de polemiek rond de kerkgeschillen deze visie wederom scherp onder woorden brengen. Rest nog de vraag, waarom Annetgen Ariënsdr. van der Burch-van Smalevelt de Dominicanen te Antwerpen vroeg om een priester voor haar en voor katholiek Schiedam. Het is mogelijk G. A. Meijer o.p. voelt voor deze mogelijkheid dat zij in contact gestaan heeft met de Rotterdamse Dominicanen op de Beukelsdijk. Meer voor de hand liggend is, dat zij in betrekking kwam met het Antwerpse do- menicanenklooster zelf via haar dochter Agatha Pietersdr. van der Burch, die te Antwerpen woonde na haar op 26 augustus 1612 te Schiedam gesloten huwelijk met Johan Kyeffel, heer van Craenhem, secretaris van de stad Antwerpen. Wel licht heeft zij ook een van de paters ontmoet, die reeds vroegtijdig als missionaris sen vanuit Antwerpen door het opstandige gebied trokken, zoals wij nog zullen zien.

Gemeentearchief Schiedam - Krantenkijker

Scyedam | 1980 | | pagina 6